Rode schoollap (type) van Dina Rincker, 1890 - 1905
Dina Rincker (1880-10-16 - 1935-12-02) (borduurster)
Amsterdam
borduurwol, katoenen stramien
hoogte: 29.5 cm; breedte: 30 cm;
opschrift regel 1 en 2: IHN-alfabet: alfabet kapitalen
: Het eerste alfabet op deze doek is opgebouwd naar moeilijkheidsgraad. Eerst leerden de meisjes de stokletters borduren de I H N M J L T F E P B R K en D, als ze dat onder de knie hadden kwam de volgende uitdaging, de zogenaamde schuine letters A V W X Y en Z en ten slotte de ronde U C G O Q en S. Practice makes progress. Daarna volgde vaak het ABC in gebruikelijke volgorde.
opschrift regel 3: cijferreeks
opschrift regel 4: D RINCKER: naam van borduurster
opschrift onder helft doek: GvM 24 / HW 12 / JvdP / AW 6 / NZ 6: initialen in combinatie met cijfers, onbekend
: Linnengoed werd gemerkt met een initiaal van de eigenaar, en vaak een nummer van de aantallen, bijvoorbeeld 6, 12, 24. Dit werd door de blekers van de wasserijen of blekerijen omstreeks 1540 al verplicht gesteld, om geen verwarring te krijgen van wie welk stuk is.
schenking 1965-08-19
inv.nr. KA 12846 in depot
Type rode schoollap, vervaardigd op de Inudstrieschool voor Vrouwelijke Jeugd
Dina Rincker wordt op 16 oktober 1880 in Amsterdam geboren als dochter van de fabrikant Carl August Rincker (1850-1936) en Dina Sophia Rijke Willems (1853-1917), beiden Amsterdammers. Zij trouwen op 15 augustus 1878. Een jaar later wordt hun eerste kind Carl August (1879) geboren. Spoedig volgt Dina. Ze krijgen nog een broertje en twee zussen, waaronder Anna Christina Gertruda in 1885.
Dina wordt naar de Industrieschool voor Vrouwelijke Jeugd gestuurd. Daar leert ze handwerken en hoe! Van borstrokken en nachtmutsen, van vlinders van naaldkant tot kleedjes en kussenovertrekken, Dina is van alle markten thuis. De collectie telt maar liefst 64 stukken van haar hand. Waaronder ook twee letterlappen, twee stekenlappen en drie stoplappen, die ze ongetwijfeld nog in haar schooltijd gemaakt heeft. Dina blijft haar hele leven alleen. Op 2 december 1935 overlijdt ze, in Amsterdam. Zus Anna schenkt het handwerk van Dina aan het museum, waar het met alle zorg bewaard wordt voor generaties die nog komen gaan.
Ook Dina maakt een letterlapje, dat aan alle kenmerken van een rodeschoollap voldoet, op één belangrijk punt na; het is niet rood. Dina’s kiest voor grijsblauw garen op een doek die 29 x 30 cm meet. Rodeschoollapjes worden vanaf 1870 tot ver in de twintigste eeuw op school tijdens het handwerkonderwijs gemaakt. Ze danken hun naam aan het feit dat er met rood garen wordt geborduurd op een wit katoenen ondergrond met rode, ingeweven randen. Naast letters, cijfers en sierrandjes worden er soms ook kleine motiefjes aan toegevoegd. De herkomst van dit soort lapjes is meestal gemakkelijk te achterhalen doordat veel meisjes hun naam, hun woonplaats en de naam van de school erop achterlaten. Het gebruikte alfabet lijkt ongewoon. Niets is minder waar. Het is opgebouwd naar moeilijkheidsgraad. Eerst leren de meisjes de stokletters borduren de I H N M J L F E P B R K en D. Als ze dat onder de knie hebben komt de volgende uitdaging, de zogenaamde schuine letters A V W X Y en Z en ten slotte de ronde U C G O Q en S. Practice makes progress, soms volgt er een ABC-alfabet. Dina houdt het bij het IHN-alfabet. De alfabetten worden afgesloten met cijferreeksen van 1 t/m 0. Onder haar naam borduurt Dina vijf paar initialen, waarvan er vier voorzien zijn van een cijfer. Dit heeft een praktische betekenis. Linnengoed werd meestal gemerkt met de initialen van de eigenares. Daaronder werden de aantallen van dit stuk linnengoed geborduurd: 6, 12 en 24. Dit werd door de blekers van de wasserijen of blekerijen omstreeks 1540 al verplicht gesteld, om geen verwarring te krijgen van wie welk stuk was.
(Suzette van 't Hof)