stadskeur: stadskeur Amsterdam
meesterteken?: meesterteken ooievaar tussen A en G in ovaal
: meesterteken ooievaar tussen A en G in ovaal = Andries Grill (1604-1665) (Citroen - 100 z.)
jaarletter: P: jaarletter P
: jaarletter P (=1646)
aankoop 1976-07
inv.nr. KA 16091 te zien in Amsterdam Museum aan de Amstel
Diabolovormig zoutvat op drie bolvormige poten met zes lobben, omklemd door vogelklauwen. Geprofileerde twaalflobbige voet, wand en bovenrand. Op bovenrand drie tulpenknoppen, waartussen komvormig bakje van later datum. Op wand is het familiewapen Le Maire gegraveerd. Langs randen voet, wand en bovenrand gegraveerde dubbele lijsten.
Fijn tafelzout was in de 17de eeuw kostbaar. Zoutvaten als dit grote, hoge model (waarvan nog een tweede exemplaar bekend is), namen op tafel dan ook een prominente plaats in. De bovenrand is versierd met drie tulpen waarop een schaaltje kon worden geplaatst. Zoutvaten van dit type werden in de 17de eeuw Sout-vaten met Tulp-bollen genoemd. ( Bert Vreeken)
Catalogus zilver AHM 2003
Het grote zoutvat behoort tot een type dat meermalen is afgebeeld op zestiende-eeuwse pronkstillevens van Pieter Claesz (1597/98-1660) en Gerritz Willem Heda (ca. 1622-1702?) en Johannes Hannot (1633-1685) (Segal 1988, p. 119 afb., p. 130 afb., p. 162 afb.). Er zijn ook in tin uitgevoerde exemplaren bekend (Dubbe 1978, p. 158-159; Baart e.a 1977, p. 340). Maximiliaan Le Maire, keerde in 1646 als weduwnaar uit Oost-Indië in Nederland terug en hertrouwde een jaar later in Den Haag. Zie voor wapen: Rolland/Rietstap 1967, dl 4, pl. CXXII, rij 7 nr. 3. Een identiek zoutvat, eveneens met het gegraveerde familiewapen Le Maire en volgens overlevering afkomstig uit de collectie van de sultan van Ternate, bevindt zich in Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam (Ter Molen 1994, p. 100 nr. 25).
Soortgelijke zoutvaten worden genoemd in een lijst, uitgebracht als aankondiging van een in 1650 te Utrecht gehouden loterij van zilveren voorwerpen. Er werden bij die gelegenheid drie paren 'Sout-vaten met Tulp-bollen' verloot (Krekel-Aalberse 2000, p. 112). ( Bert Vreeken)