Grietje Tap (1898-11-19 - 1986-05-04) (borduurster)
Amsterdam
katoen
hoogte: 54 cm; breedte: 50 cm;
opschrift binnen het kader in het midden: DIA / Weeshuis: Weeshuis van de Nederduitsch Hervormde Diaconie, leerschool
opschrift in de uitgespaarde hoeken van de middenkader, kloksgewijs: MM / MM / MPM / MA: MM: moeder Momma of moeder Matthes
MM: moeder Matthes of moeder Momma
MPM: onbekend
MA: onbekend
opschrift aan de buitenzijden middenkader (positie Oost, Zuid, West): WKP / G Tap / AH: WKP: onbekend
G. Tap, naam van borduurster
AH: onbekend
opschrif rondom middenkader, kloksgewijs: ES / CG / MvN / IGT: ES: onbekend
CG: onbekend
MvN: Maria van Nimwegen, moeder van borduurster
IGT: Johan Casper Tap, vader van borduurster
schenking 1996-05-18
inv.nr. KA 19707 in depot
Vervaardigd in het Weeshuis van de Nederduitsch Hervormde Diaconie, Amsterdam
Grietje Tap wordt op 19 november 1898 geboren in Amsterdam. Ze is de dochter van de uit Arnhem afkomstige bierbrouwersknecht Johan Casper Tap (*1852) en Maria van Nimwegen (1856) uit Amersfoort. Het gezin is kinderrijk. In 1877, het jaar waarin Johan en Casper trouwen, wordt hun eerste Wilhelmina geboren. Zo’n twintig jaar later sluit Grietje de rijen, ze is het elfde kind van het paar . Of alle kinderen levensvatbaar waren is niet bekend; een dochter is jong overleden. Vermoedelijk Grietjes ouders kort na de geboorte van hun jongste eveneens overleden. Van haar moeder is bekend dat dat vóór 1905 is. Grietje belandt in het Weeshuis der Nederduitsch Hervormde Diaconie. Als ze wat ouder is en het weeshuis verlaten heeft, neemt ze de betrekking van dienstbode aan. Ze verlies haar hart aan een Zeeuw. Op 3 april 1920 trouwt ze in Ouwerkerk met kantoorbediende Cornelis de Later (1893-1949), zoon van een landbouwer. In september 1919 staat het paar al in het Stadsarchief van Amsterdam als inwoners van de stad vermeld onder ‘diverse adressen’. Hun zonen Christiaan Johan (* 1925) en Cornelis Johannes Adrianus (1927-1963) worden er geboren. In 1949 overlijdt Cornelis sr. Grietje is weduwe. Ze zal nog lange tijd alleen blijven, op 4 mei 1986 gaat ze heen in haar geboorteplaats Amsterdam.
In het Weeshuis van de Diaconie heeft Grietje leren handwerken als de beste. Ze is ijverig en vooral een doorzetster. Van één klein lapje met één stop tot een stoplap van hoge kwaliteit, Grietje maakt grote sprongen. Ze laat elf handwerkjes na, die door haar zoon Christiaan in 1996 aan het museum geschonken zijn. Daaronder bevindt zich een typische Diaconie-stoplap. Grietje werkt naar een standaardpatroon, dat vanaf het begin van de twintigste eeuw gebruikt wordt. Rondom een middenkader, waarin het stadswapen van Amsterdam en de naam van het weeshuis geplaatst wordt, worden voornamelijk kruisstoppen geoefend. Aan de onderzijde worden een vlinderstop en een hoekstop uitgewerkt. Deze stoppen hebben een hogere moeilijkheidsgraad. De doek is aan drie zijden omgezoomd, de linkerkant uitgezonderd. Daar bevindt zich een randstop. De doek is niet gedateerd maar is op grond van Grietjes leeftijd en soortgelijke gedateerde doeken in de collectie waarschijnlijk rond 1910 voltooid. In de zwikken van het middenkader plaats ze de initialen van de regentessen van het weeshuis. De JGT en MvN behoren vermoedelijk haar ouders toe: Johan Casper Tap -inclusief schrijffout?- en Maria van Nimwegen. Onder het kader vermeldt Griet haar naam: G.Tap. Opvallend is dat hier het weeshuisnummer ontbreekt. Werd dat nummer alleen voor proeflapjes gebruikt en niet voor het serieuzere werk?
(Suzette van 't Hof)