opschrift in het gekleurde gedeelte onder het snee- en witwerk: initialen: de initialen laten zich moeilijk lezen van papier (foto) en zijn de motieven letters of niet
: mogelijk zitten er in tussen de motieven in het wit- en sneewerk in het tweede kwart van de doek nog intialen verscholen?
opschrift eerste kwart van de doek: alfabet: alfabet in snee- en witwerk, op de plaats van de Q staat een ster, de U, V, W, de X en Z ontbreken
opschrift links en rechts boven het hart, onder het wit- en sneewerk: AI / HTA: onbekend, mogelijk familieleden en borduurster
: het aantal keren dat de I voorkomt doet vermoeden dat dit de achternaam is, met een I of een J
opschrift links onder het grote hart aan linkerzijde: MI
AI
IA / SP: onbekend, mogelijk familieleden en borduurster
: het aantal keren dat de I voorkomt doet vermoeden dat dit de achternaam is, met een I of een J
opschrift links, rechts, boven het motief rechts van het hart: I / D: onbekend
opschrift links, rechts onder het motief rechts van het hart: E / K: onbekend
opschrift tegen de onderrand, midden: H / I: links en rechts van rondmotief, in grote kapitalen H en I
: mogelijk initialen van borduurster
opschrift tegen de onderregel: alfabet A t/m N: onvoltooid alfabet in divese kleuren
opschrift in rechterhoek, vertikaal: 1812 (?): jaar voltooiing doek
In onze collectie bevinden zicht drie Hindelooper snee- en witwerkdoeken waarvan, deze uit 1812, er één is. Deze techniek, waarvan de oorsprong onbekend is, gaat al terug tot de late middeleeuwen en mogelijk zelfs nog verder terug in de tijd. Elk land had zijn eigen stijl. In ons land werd dit werk voornamelijk in Friesland en West-Friesland toegepast, vooral in Hindeloopen en Marken, waar snee-en witwerk op allerlei manieren in de klederdracht verwerkt werd.
Bij witwerk werd er gewerkt met witte draden op wit linnen. Het garen dat gebruikt werd had dezelfde dikte als de weefseldraden van het doek. Op Terschelling en in Hindeloopen werd er ook ongebleekt linnen of jute gebruikt. De techniek is eenvoudig; er wordt voornamelijk met Spaanse oogjes (kleine vierkantjes) en veter- of nestelgaatjes gewerkt. Verder bestaat het witwerk uit platsteken over 3, 6 of 9 draden, waarmee door steeds te verspringen sierranden en kleine motiefjes werden opgebouwd. Witwerk en sneewerk gaan hand in hand. Door het sneewerk, dat uit opengewerkte gedeelten bestaat, ontstond er afwisseling. Bij deze techniek werden er draden in beide richtingen weggehaald. Aanvankelijk werden de draden weggesneden, later werden ze met een puntig borduurschaartje weggeknipt. Dit in tegenstelling tot ajourwerk, waar de draad zo strak werd aangetrokken dat er gaatjes ontstonden. Het is een nauwkeurig werkje dat vraagt om een vaste hand van de vaak nog jonge borduurster.
Wie deze borduurster is, is helaas niet bekend. Ze werkte met borduurzijde en linnen garen op een linnen ondergrond. De doek, die 26,5 bij 22 cm meet, heeft een brede zoom waarlangs een sneewerkrand loopt, die aan elke zijde uit andere patronen is opgebouwd.
De doek is verdeeld in twee kolommen. Aan de linkerzijde is dat een alfabet dat bestaat uit veertien sierletters. Het is uitgewerkt in witwerk. Het Friese alfabet eindigde vaak bij de V of de W en behalve de XYZ, ontbraken de J, de Q en de U. Dit had met de uitspraak van de Friese taal te maken. De rechterkolom bestaat uit negen sierranden, eveneens in witwerk. Het alfabet komt aan de onderkant van de doek terug, in kruisteek, in rood en groen. Her en der zijn geometrische patronen in dezelfde kleuren geborduurd. Opvallend is het grote sterk gestileerde hart aan de linkerzijde. Kleine hartjes en sterren in ecru, zijn als vulmotiefje gebruikt. De A en de I, links boven het hart zijn, in tegenstelling wat men zou verwachten, niet de initialen van de borduurster. Deze combinatie van letters komt ook op andere doeken voor. De opvallend grote H verwijst naar de herkomst, het stadje Hindeloopen aan de Zuiderzee, het huidige IJsselmeer.