signatuur/datering op inktstel: J.M.QUINCKHARD pinxit 1732
etiket onderk. lijst links: J. M. Quinkhard
etiket onderk. lijst- rechts: 1688-1772
schenking 1864-06-30
inv.nr. SA 454 in depot
Rond een tafel met Turks kleed, zes gepruikte heren, van wie er twee staan. Zij hebben allen de blik op de beschouwer gericht en de rechter van de staande figuren wijst naar een portret in ovale lijst, n.l. dat van prof. W. Roëll. Van de twee achter de tafel gezeten figuren heeft de linker een genzanveer en de rechter een boek in de hand. Voor hen, op de tafel, drie zandlopers.
Herkomst
Eigendom van het chirurgijnsgilde en ondergebracht in de lokaliteit van het gilde, achtereenvolgens: Theatrum anatomicum in het Waaggeouw, Nieuwmarkt, 1619-1639 Theatrum Anatomicum boven de Kleine Vleeshal in de Nes, 1639-1690; Waaggebouw, Nieuwmarkt, vanaf 1690. Bij de opheffing van het gilde in 1798 overgedragen aan de Commissie van Geneeskundig Toevoorzicht. Tot 1862 in 'de kamer van Hovius' in het Waaggebouw. In 1862, samen met de andere schilderijen in 'de kamer van Hovius' verkocht aan Schouten, na toestemming van het gemeentebestuur. Geëxposeerd in de academie voor Beeldende Kunsten; Oudemanhuispoort, 1864. In jui van datzelfde jaar, samen met 14 andere van het chirurgijnsgilde afkomstige schilderijen, voor f 6000,- van Schouten gekocht door een Commissie van Kunstiefhebbers, kunstenaars en geneeskundigen en door deze commissie an de stad geschonken. Daarna geëxposeerd in het Athenaeum Illustre op het Singel en in het Paleis voor Volksvlijt, 1864. Athenaeum Illustre 1864-1878, Amsterdamsch Museum, Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, 1876-1878; Academie voor Beeldende Kunsten, Oudemanhuispoort ca. 1877-1885. Bruikleen aan Rijksmuseum sinds 1885.
Toen de chirurgijn Abraham Titsingh (1684-1776), rechts op het schilderij, in 1731 aantrad als overman van het Chirurgijnsgilde, werd hij geconfronteerd met allerlei frauduleuze praktijken als de verkoop van valse chirurgijnsdiploma’s en het verduisteren van geld uit het weduwenfonds. Titsingh weigerde de steekpenningen en kaartte de zaak aan bij de stadsregering, waarop het gildebestuur werd afgezet. Het nieuwe bestuur besloot kort na hun installatie in 1732 om ‘te doen schilderen elk ten koste van zijn eigen beurtse (beurs), zonder het gild te belasten, en om ’t schilderije aan den gilde te schenken, een stuk schilderije, waarin opgemelde overlieden, ter gedachtenisse van hunne aanstelling tot Reformatie van dit gild zulle worden geportraitteerd door de eersame Mr. Quinkhard, schilder’.
De verwijzingen naar de Reformatie (hervorming) van het gilde zijn door Quinkhard duidelijk afgebeeld. Het portret van prelector Willem Röell (1700-1775) draagt het opschrift Vigilate Juste (Wees waakzaam en rechtvaardig). Het door de overman links, Bartholomeus Vermeij, vastgehouden chirurgijnsdiploma is een niet mis te verstane sneer naar de afgezette chirurgijns. Op 15 september 1732 werd het schilderij aan het gilde gepresenteerd en in de gildekamer opgehangen. De overlieden betaalden Quinkhard 100 gulden per persoon. ( Tom van der Molen)
Catalogustekst
Na de ontknoping van de corruptie-affaire binnen het chirurgijnsgilde werd een volgende opdracht voor een groepsportret verleend aan Jan Maurits Quinkhard – evenals Cornelis Troost een voormalig leerling van Arnold Boonen. Kort na hun verkiezing besloten de nieuwe overlieden op 7 april 1732 om ‘te doen schilderen elk ten kosten van zijn eigen beurse, zonder het gild te belasten, en om ’t schilderije aan den gilde te schenken, een stuk schilderije, waarin opgemelde overlieden, ter gedagtenisse van hunne aanstelling tot Reformatie van dit gild zulle worden geportraitteerd door de eersame Mr. Quinkhard, schilder.’ De oudste chirurgijn van de afgebeelde groep overlieden, Bartholomeus Vermeij, wijst op het chirurgijnsdiploma in zijn hand, terwijl ook de anderen lijken te getuigen van hun onomkoopbaarheid. Boven Abraham Titsingh prijkt het ovale portret van de prelector Willem Röell. Met dit portret in het portret is het alsof de prelector behoefte had te benadrukken dat hij aan de goede kant stond. Bij zijn portret is dan ook het devies ‘VIGILATE JUSTE’ (Weest waakzaam en rechtvaardig) aangebracht.
Dat het om Röell gaat, wordt duidelijk uit de overdracht van het schilderij aan het gilde op 15 september 1732: ‘De ses overlieden (…) hebben kunnen resolveren om zig te doen schilderen in een bort dat ze geplaatst en vereerd hebben aan deze gilde kamer, en waar van zij nodig vinden te noteren, dat zij om haar schilderei te plaatsen, gene andere stukken hebben benadeeld, dat alle de schenderijen aan de aloude en zelfs n[ie]uwere stukken gepleegt, laastelijk aan dat van de schilder Boonen, als is gedaan voor dat zij een heuren selfen oit dagten om overman te worden. Derhalven willen zij, met dit te notuleren, den nakomelingen in aandagt geven, een billijke gedagtenisse, en gunste te houden over heur schildereie, waar door niemant benadeeld is, en enkel gegeven tot een gedagtenisse en beeltenisse van de ses overlieden die het gilde reformeerden, met en neffens den Heere professor W. Roell, die hun ook met zijn portrait in gemelde schilderei in een lijstie vertroond, heeft willen vereeren’, waarna een opsomming van de afgebeelde overlieden volgt. In het Notulenboek wordt benadrukt dat de overlieden het schilderij zelf hebben bekostigd: ‘Dit schilderei heeft overlieden gekost circa ƒ 600 buiten en behalven ’t geen de professor aan Mr Quinkhard vereerd heeft.’ ( Norbert Middelkoop)
Catalogus Kopstukken 2002-'03
Na de ontknoping van de corruptie-affaire binnen het chirurgijnsgilde werd een volgende opdracht voor een groepsportret verleend aan Jan Maurits Quinkhard – evenals Cornelis Troost een voormalig leerling van Arnold Boonen. Zelden komt het voor dat er zoveel bekend is over de achtergronden van een opdracht aan een schilder. Kort na hun verkiezing besloten de nieuwe overlieden op 7 april 1732 om ‘te doen schilderen elk ten kosten van zijn eigen beurse, zonder het gild te belasten, en om 't schilderije aan den gilde te schenken, een stuk schilderije, waarin opgemelde overlieden, ter gedagtenisse van hunne aanstelling tot Reformatie van dit gild zulle worden geportraitteerd door de eersame Mr. Quinkhard, schilder.’
De oudste chirurgijn van de afgebeelde groep overlieden, Bartholomeus Vermeij, wijst op het chirurgijnsdiploma in zijn hand, een veelbetekenend citaat naar het vorige schilderij, terwijl ook de anderen lijken te getuigen van hun onomkoopbaarheid. Boven Abraham Titsingh prijkt het portret van de praelector, dr. Willem Röell. In Troosts Anatomische les van dr. Willem Röell van 1728 wordt de medicus omringd door enkele chirurgijns die later eveneens zouden worden aangeklaagd. Met dit portret in het portret is het alsof hij behoefte had te benadrukken dat hij aan de goede kant stond. Bij zijn portret is dan ook het devies ‘VIGILATE JUSTE’ (Weest waakzaam en rechtvaardig) aangebracht.
Op 15 september 1732 werd het schilderij gepresenteerd en overgedragen aan het gilde. ‘De ses overlieden (…) hebben kunnen resolveren om zig te doen schilderen in een bort dat ze geplaatst en vereerd hebben aan deze gilde kamer, en waar van zij nodig vinden te noteren, dat zij om haar schilderei te plaatsen, gene andere stukken hebben benadeeld, dat alle de schenderijen aan de aloude en zelfs n[ie]uwere stukken gepleegt, laastelijk aan dat van de schilder Boonen, als is gedaan voor dat zij een heuren selfen oit dagten om overman te worden. Derhalven willen zij, met dit te notuleren, den nakomelingen in aandagt geven, een billijke gedagtenisse, en gunste te houden over heur schildereie, waar door niemant benadeeld is, en enkel gegeven tot een gedagtenisse en beeltenisse van de ses overlieden die het gilde reformeerden, met en neffens den Heere professor W. Roell, die hun ook met zijn portrait in gemelde schilderei in een lijstie vertroond, heeft willen vereeren’, waarna een opsomming van de afgebeelde overlieden volgt. In het Notulenboek wordt benadrukt dat de overlieden het schilderij zelf hebben bekostigd: ‘Dit schilderei heeft overlieden gekost circa ƒ 600 buiten en behalven 't geen de professor aan Mr Quinkhard vereerd heeft.’
De recente restauratie heeft vele van de subtiele kleurnuances teruggebracht in wat wellicht Quinkhards meest geslaagde Amsterdamse groepsportret mag worden genoemd. De behandeling heeft echter ook aan het licht gebracht dat uitgerekend met dit doek niet al te zorgvuldig is omgesprongen: op twee plaatsen aan de bovenrand is het doek ingesneden en omgeklapt, waarschijnlijk om het hoog te kunnen ophangen tussen de plafondbalken van de gildekamer in de Anthoniswaag. Toen het portret later op een andere plaats werd gehangen, zijn deze stukken doek er weer aan vastgenaaid. ( Norbert Middelkoop)
Catalogus AHM 1975/'79
De voorgestelden zijn vanm rechts naar links: Abraham Titsingh, Wichard van Wesik, Willem Monnikhoff, Johannes de Bruyn, Cornelis van der Swed en Bartholomeus Vermey (Tilanus). Deze mannen zijn de opvolgers van de drie door Troost gepubliceerde overlieden die wegens verduistering waren afgezet (zie onder cat.nr. 442). Aan de wand hangt het portret van Prof. Roëll met het bijschrift VIGILATE JUSTE. Het kleine boekje naast de zandlopers op tafel is een almanak, het zogenaamde Heerenboekje. Op de band van het boek rechts het opschrift: GROOTBOEK.
Abraham Titsingh (1684-1776) was een der bekendste chirurgen van de achttiende eeuw. Hij was het die het verduisteringsschandaal van 1731 aan het licht bracht en ook nadien schrok hij nooit terug voor een scherpe polemiek, zowel op het terrein van de heelkunst zelve (zie cat.nr. 353), alsook op dat der gildeorganisatie. Voor hem op tafel ligt een voorzittershamer die volgens Tilanus het inschrift droeg "Doen Pallas ´t Gild had hervormeerd, wirt dit tot Preses dienst vereert. Den 10den Maart anno 1732". Onder de hamer ligt een papier met een nu onleesbaar opschrift.
Vermey, eerste examninator, wijst op het nu niet meer door steekpenningen te verkrijgen heelmeestersdiploma, dat hij in de hand houdt. Het diploma draagt het zegel van Amsterdam, het jaartal MDCCXXXII en de bovenvermelde namen van de overlieden.
Willem Monnikhoff, die op het portret van Roëll wijst, was de vader van Johannes Monnikhoff, de door ons (naar TIlanus) regelmatig aangehaalde auteur van het manuscript van 1748.
Zie over Roëll cat.nr. 441.
Het notulenboek van het gilde vermeldt op 7 april 1732 omtrent dit stuk het volgende: "Ten voors.dage is geresolveerd door de tegenwoordig in dienst zynde overlieden om te doen schilderen elk ten koste van zyn eigen beurse zonder het gild te belasten en om ´t schilderye aan den gilde te schenken, een stuk schilderye waarin opgemelde overlieden ter nagedachtenisse van hunne aanstelling tot reformatie van dit gild zulle worden geportraitteerd door de eersame Mr. Quinkhard, schilder", terwijl 6 september 1732 bij de plaatsing aangetekend is, dat het stuk hun f 600,-- gekost heeft, buiten hetgeen Prof. Roëll voor zijn portret tegen de muur aan Quinkhard betaald heeft. (Deze gegevens zijn ontleend aan Tilanus).
Het stuk behoort tezamen met onze cat.nrs. 353 en 362 tot de door Van Gool als volgt genoemde schilderijen van Quinkhard: "Noch zijn ´er van onze wakkeren Kunsternaer, op openbare plaatsen te Amsterdam, verscheidene leevensgroote Portretstukken te zien; onder anderen: drie op de Nieuwmarkt in de Chirurchijns Gildekamer, verbeeldende de Overluiden van het Gilde; .." In zijn bespreking van het Chirurchijnsgilde schrijft Wagenaar, onder aanhaling van Van Gool: " In de Gildekamer, hangen verscheiden´ Konstscshilders, en laatstelijk, door Arnoldus Boonen, Jan Maurits Quinkhard, en Tibout Regters, naar ´t leeven, en keurlijk, zijn afgebeeld." Zie voor de genoemde Boonen onder cat. nr. 71; voor de andere Quinkhards onder cat. nrs. 535 en 562; voor de Regters onder cat.nr. 372.
Niemeijer merkt op dat een ambtsportret van Roëll van de hand van Troost uit 1724 (cat.nr. 443) waarschijnlijk tot voorbeeld voor Quinkhard gediend heeft. Nu gold dit werk weliswaar als een portret van Roëll (MOES, nr. 6270-1), maar Niemeijer zelf merkt elders reeds op dat deze identificatie iedere grond mist. Hij bedoelde dan ook ongetwijfeld Troosts anatomische les van Roëll van 1728 (cat. nr. 441) en inderdaad is er overeenkomst in de houding van het hoofd. ( Rob Ruurs)
Tentoonstellingstekst
Honderd gulden per persoon betaalden de overlieden van het Chirurgijnsgilde voor dit schilderij. Doctor Willem Röell (1700–1775), afgebeeld op het portret in het portret, betaalde apart. Het afgebeelde gildebestuur was benoemd na een geruchtmakende corruptie-affaire. Het vorige college was afgetreden na gesjoemel met chirurgijnsdiploma’s en het weduwenfonds. Drie van hen zijn op het schilderij hierboven te zien. De enige die de zaak aan het licht had gebracht was Abraham Titsingh (1684–1776), hier geheel rechts. Samen met zijn vakbroeders getuigt hij van de onomkoopbaarheid van het nieuwe college. De oudste chirurgijn van de groep, Bartholomeus Vermeij (ca. 1663–1733), wijst veelbetekend op het diploma in zijn hand, terwijl Willem Monnikhoff (ca. 1677–1759) ons attendeert op de spreuk bij het portret van Röell: ‘VIGILATE JUSTE’, ofwel ‘Weest waakzaam en rechtvaardig’. ( Norbert Middelkoop)