signatuur linksonder: M. Engel fe.
opschrift bovenkant lijst: In t Jaer wanneer men schreef, sestien honderd veertigh thien. Doen heeft men Sprinse Maght voor d Amstel Stadt Gesien. Anno 1652
opschrift onderkant lijst: Ons Gilt driehondert veertich sterck. Soo jongh als oude klouwers. Die worden van De Wet versien met pieken ende Houwers: cursief
etiket achterkant: bestemd voor Amst.Hist. museum; eigend. gemeente
opschrift links op lijst: 59: in wit
opschrift rechts op de lijst: 155: in rood
initialen beide zijkanten lijst: als monogram, onder elkaar geplaatste initialen
overdracht 1859-10-28
inv.nr. SA 1286 in depot
Gezicht op het middendeel van de Dam te Amsterdam, waarop een groot aantal mannen in de kledij van het midden der 17de eeuw, allen gewapend met pieken en sabels. Rechts is een gedeelte van de Waag zichtbaar, links staat een grote hond. Op de achtergrond oude huizen. Vrij onbeholpen schilderwijze; donker geheel.
Herkomst
Eigendom van het turfdragersgilde; in 1859 door het turfdragers, -hevers, -vulsters en -raapstersfonds overgedragen aan de Stad Amsterdam; Stadhuis, voor of sinds 1864
Het schilderij moet afkomstig zijn uit het "comptoir" van het turfdragersgilde, dat zich "op de Prinsengraft bij de Vijzelstraat, op de nieuwe Turfmarkt" bevond (zie: WAGENAAR II, p. 452, met nadere informatie over dit gilde). De Roever deelde in 1888 mee dat het - toen al - sterk was overschilderd.
Opschriften op de lijst, bovenaan: "In t Jaer wanneer men schreef, sestien hondert veertigh Thien. Doen heeft men Sprinse Maght voor d Amstel Stadt gesien. Anno 1652". Onderaan: "Ons Gilt driehondert veertich sterck. Soo jongh als oude klouwers. Die worden van De Wet versien met pieken ende Houwers". Links en rechts: onder elkaar geplaatste initialen, volgens Scheltema de initialen van de toenmalige overlieden van het gilde (Scheltema 1879).
De teksten maken duidelijk dat het schilderij in 1652 is gemaakt om te memoreren hoe in 1650 340 leden van het gilde zich gewapend groepeerden om op te kunnen treden tegen stadhouder Willem II, die in dat jaar een poging deed Amsterdam met zijn troepen te overrompelen (zie hierover: ELIAS I, p. XCV e.v.). Het bericht dat gewapende ruiters de stad naderden drong te Amsterdam door in de vroege morgen van 30 juli 1650. Nog dezelfde ochtend besloot de vroedschap, door burgemeester Cornelis Bicker bijeen geroepen: "Zonder uitstel, den krijgsraad te vergaderen, om alle voorvallen te voorzien; de burgerij in de wapenen te doen komen..". Intussen waren reeds, op Bickers bevel, de stadspoorten gesloten, de bruggen opgehaald, geschut naar de wallen gebracht en: "de burgerij en stadsbezetting in de wapenen gebragt. De gewapende burgery, wel voorzien van kruid, lood en lont, werd door de stad en aan alle poorten verdeeld" (WAGENAAR I, p. 557 e.v., 561). Deze maatregelen droegen er ten zeerste toe bij de opzet van de stadhouder te doen mislukken. Ons schilderij en de randtekst eromheen maken duidelijk dat de turfdragers door de overheid niet van "kruid, lood en lont", doch slechts van "pieken ende houwers" werden voorzien. De turfdragers behoorden kennelijk tot dat minder welgestelde deel der "burgerij", dat zich het bezit van een vuurwapen niet kon veroorloven en dus ook geen munitie kon gebruiken. Hiermee is in overeenstemming dat zij hun optreden in 1650 niet door een gerenommeerd, eersterangs kunstenaar konden laten vereeuwigen, doch door de obscure schilder Engel. Deze maakte een uniek document, maar het is, gemeten naar de toenmalige artistieke maatstaven, houterig en primitief van uitvoering. ( Albert Blankert)
Tentoonstellingstekst
Het is altijd touwtrekken tussen de Amsterdamse machtselite en de Oranjes in Den Haag, die de Nederlandse Republiek besturen. In 1650 stuurt Willem II troepen om Amsterdam een lesje te leren. De stadsregering roept alle weerbare mannen op, onder wie de leden van het turfdragersgilde, die worden uitgerust met pieken. Ze laten deze gebeurtenis trots vereeuwigen maar kunnen geen topschilder betalen...