Toen Karel van Gelre graaf Edzard uit de Groninger Ommelanden had weggewerkt, vergrootte hij in het noorden op geduchte wijze zijn macht. Hij veroverde Sneek, Bolsward, Sloten, Dokkum en nog enkele andere plaatsen. De krijgsknechten van de Friese stadhouder George van Saksen werden door Friese boeren achtervolgd. Aan hun hoofd stond een reusachtige, dappere en ondernemende man, Grote Pier genaamd. Grote Pier verklaarde zich tot bondgenoot van Karel van Gelre. Hij werd door hem als bevelhebber over enkele schepen aangesteld om op de Zuiderzee alle toevoer van de stadhouder af te snijden. Zijn eerste onderneming bestond uit het opbrengen van zesendertig voorraadschepen. Grote Pier breidde zijn tochten tot in de Noordzee uit en roofde al wat hem voor handen kwam. Niet minder dapper dan wreedaardig liet hij zijn krijgsgevangenen in
zee gooien. Hij werd in 1517 door de Hollandse vlootvoogd Antonis van Houte verslagen, verliet daarop de krijgsdienst en stierf in 1520 in Sneek. Er deden verschillende verhalen de ronde over Grote Pier. Zo zou hij eens alléén een aantal vijanden met een ploegijzer verslagen hebben. In eeuwarden bewaart men nog een groot zwaard, waarvan gezegd wordt dat het Grote Pier heeft toebehoord. Het schilderij heeft betrekking op De Vos' laatste zinnetje, dat refereert aan het verhaal dat de krijgslieden van George van Saksen waren uitgestuurd om Grote Pier in hechtenis te nemen. Zij vroegen aan een ploegende boer of hij wist waar deze woonde. De boer was Grote Pier in eigen persoon. ‘Daar is zijn woning en hier is hij zelf’ zei deze toen en ging de krijgslieden vervolgens met een ploegschaar te lijf. Het 213 centimeter lange en 6, 6 kilo wegende zwaard van Grote Pier is in het Fries Museum in Leeuwarden te zien. ( Dedalo G. Carasso)