signatuur/datering linksonder: J.Ovens f. Ano 1656
overdracht
inv.nr. SA 2443
Vijf heren in het zwart met breedgerande hoeden, rond een tafel gezeten, enkelen met het gezicht naar de beschouwer. De meest linkse is bezig geld te tellen, de meest rechtse maakt notities. Op de achtergond twee staande figuren van wie de rechter de bode is.
Herkomst
Oudezijds Huiszittenhuis; Nieuwezijds Huiszittenhuis, 1808; Armenhuis, 1873; bruikleen aan Rijksmuseum, 1885-1926; Stadhuis, 1926-1935; Waaggebouw, 1935-?; Academie voor de Bouwkunst, 1949
Hoewel dit schilderij voluit gesigneerd is, stond het in de achttiende eeuw bekend als een Van der Helst. Men leze Wagenaar in zijn beschrijving van het in 1654 nieuw gebouwde Oudezijdshuiszittenhuis: "Uit het voorhuis, treedt men, ter regterhand, in een aanzienlijk vertrek, onder welks hoogen schoorsteenmantel, voor weinige jaaren, een marmeren Engelsche schoorsteen gezet is. De mantel is, van vooren, door Bartholomeus van der Helst, beschilderd, met de afbeelding der zes Regenten, die de Oude-zijds-Huiszittenhuis-armen bezorgden, toen het huis gebouwd werdt, te weeten, Jan Selyns, Marten Cantert, Cornelis Hoppesack, Mr. Pieter Ernst van Bassen, Jan Lansman en Mr. Willem van der Does". Uit Wagenaars lijst van regenten (waar de namen soms enigzins anders worden gespeld) blijkt voorts dat deze heren in functie waren sinds resp. 1625, 1646, 1648, 1653, 1654 en 1654 (WAGENAAR II, blz. 266). Het doek wordt in 1787 vermeld in een lijst van alle toenmaals aanwezige schilderijen in het Oudezijdshuiszittenhuis: "In de zaal boven den schoorsteen een stuk, geschilderd in 1655, door Van der Elst, verbeeldende de heeren Selijns, Cantert, Hoppesack, mr. van Bassen, Lansman en mr. v.d. Does benevens de binnenvader De Chantely" (Oldewelt). In de ter gelegenheid van de ontruiming van het Oudezijdshuiszittenhuis opgestelde inventaris (31 juli 1808) wordt het volgens De Gelder, die op zijn beurt zich op een ongepubliceerde mededeling van Prof. J. Six beroept, nog steeds beschreven als "door de beroemde van der Elst geschilderd". In de door Bredius samengestelde Rijksmuseumcatalogus van 1886 is het stuk voor het eerst correct gepubliceerd als een gesigneerde J. Ovens, maar nu begint de verwarring over de vraag welk college is voorgesteld. Bredius suggereert: de regenten van het Werkhuis. Dit is, gezien de herkomst van het doek, niet onbegrijpelijk. In het Armenhuis bevonden zich sinds 1873 namelijk niet alleen de schilderijen uit de voormalige Oudezijds- en Nieuwezijdshuizen, maar ook die uit het opgeheven Spin- en Werkhuis. De catalogus van 1903 en daarna De Gelder en Schmidt beschrijven het stuk weer terecht als de Regenten van het Oudezijdshuiszittenhuis, maar in 1942 sticht Oldewelt nieuwe verwarring. Op grond van de door hem gepubliceerde inventarislijst van 1787, waarin de naam van Ovens niet voorkomt (het schilderij werd toen immers beschreven als een Van der Helst), concludeerde hij dat in het onderhavige stuk een ander college moest zijn voorgesteld. Deze onjuiste opvatting werkte door tot in de meeste recente publikatie, die van Haak, waar het doek werd gerubriceerd als "niet geïdentificeerd".
In 1908 verwierf Melder voor de Albertina in Wenen een voorstudie (inv.nr. 20172; 22 x 29 cm; houtskool en rood krijt), die werd gepubliceerd door Schmidt in 1922. Toen in 1919 de Albertina door de staat werd overgenomen, bleef deze tekening in het bezit van Aartshertog Friedrich, tijdens wiens regentschap het blad was verworven. De huidige verblijfplaats is onbekend. (Vriendelijke mededeling van dr. E. Knab in brief aan het AHM, d.d. 16.4.1974). De schets komt qua compositie nauwkeurig overeeen met het uiteindelijke werk. M.i. was de tekening bedoeld om aan de opdrachtgevers ter beoordeling voor te leggen.
Niet eerder werd opgemerkt dat de invloed van Cornelis van der Voort in ons schilderij nog steeds zeer duidelijk aanwijsbaar is. Men vergelijke diens bijna dertig jaar vroeger geschilderde ´Regenten van het Oude Mannen en Vrouwen Gasthuis´ (ond cat.nr. 487). Toen in 1657 Ferdinand Bol de regenten van het Nieuwezijdshuiszittenhuis portretteerde, liet hij zich op zijn beurt in de compositie zeer duidelijk inspireren door het een jaar eerder ontstane werk van Ovens, zoals in de tentoonstellingscatalogus van 1966 reeds vermeld werd. ( Rob Ruurs)