Deze allegorische voorstelling is afkomstig uit het Oude Mannen- en Vrouwengasthuis. De goede verzorging aldaar wordt gesymboliseerd door de Economia, de vrouw in het midden. Het tehuis werd opgeheven in 1841, waarna de schilderijen verhuisden naar het stadhuis in het Prinsenhof. Graats Allegorie kwam terecht in de Kamer van de Commies van het Provinciale Gouvernement. ( Norbert Middelkoop)
Tentoonstellingstekst
De ouderen links wachten om het tehuis binnen te mogen gaan. In het midden is een groep allegorische figuren uitgebeeld.
Tentoonstellingstekst
Links dienen ouden van dagen zich ter verzorging aan. Na opname (midden) belanden zij in het Godshuis (rechts).
De vrouw in het midden met passer, staf, roer en zeekrans is de Economia, het symbool van de goede verzorging die de oude mensen wacht. Schuin daarachter staat de Hoop in Nood met een planetarium boven het hoofd: het leven werd vaak in zeven perioden verdeeld, die met zeven planeten overeen kwamen. Vanuit deze opvatting is ook de figuur van Saturnus te verklaren (links met vleugels) die de ouderdom symboliseert.
Catalogus AHM 1975/'79
De in het midden zittende vrouw (kennelijk de hoofdpersoon) symboliseert de “Oeconomia” of “Huysbestieringe”. Zij heeft daarvoor alle attributen, zoals die door Cesare Ripa werden voorgeschreven: “Een vrouwe van een eerwaerdigh opsicht met Olijftacken geciert, houdende in de slincker hand een Passer, en mette rechter een stock of Rijsken, ter syden sal de Roer van een schip staen”. Ripa omschrijft de “Oeconomia” als de “nauwe manier van ’t Huysgesin te bestieren”. De stok duidt op “de Heerschappye die de Meester heeft over sijne Dienaers. Het Roer bediet de Sorge en bestieringe die een Vaeder behoort te hebben over sijne kinderen, op datse in de Zee van de kindsche dertelheden, van den wegh der Deughde niet souden af wijcken .. De Olijfkrans bediet, dat een goed Huysbestierder voor al moet besorgen datter Vreede in sijn Huys onderhouden worden. De Passer leert, hoe yder syne macht en midlen moet meeten, en dat hy daer nae, soo wel in ’t uygeven als in andere dingen sich daer nae moet vroegen, om sijn Huysgesin te onderhouden”(C. Ripa, Iconologia of Uytbeeldinge des verstands, .. Amstelredam, D.P. Pers 1644, blz. 221, 212).
De gevleugelde oude man links zal “de Tijd” voorstellen. De vouwenfiguur tussen deze beide in, heeft wellicht ook op de “Tijd” betrekking, aangezien zij een zonnewijzer (?) op het hoofd draagt. Links en rechts oude lieden; op de voorgrond knielt één van hen neer om zich in smekende houding tot de hoofdgroep te richten.
De algehele strekking van het stuk valt wellicht als volgt samen te vatten. Door de tijd arm en oude geworden mensen richten zich tot het Oudemannen- en Vrouwenhuis. Het beddegoed en ander textiel en de drinkkannen, die zich daar dankzij de goede “Huysbestieringe” bevinden (rechts op het schilderij) kunnen uitkomst brengen. Overigens zijn de gebouwen rechts achter geen (natuurgetrouwe) afbeelding van het Oudemannen- en Vrouwenhuis, zoals in cat. Rijksmuseum wordt gezegd, noch, voorzover wij weten, van enig ander Amsterdams gebouw (het bovenstaande deels naar notities van M. Jonker in de museumdocumentatie). ( Albert Blankert)
Tentoonstellingstekst
In deze allegorische voorstelling wordt de goede verzorging in het tehuis gesymboliseerd door de Economia, de vrouw in het
midden. Zij is voorzien van passer, staf, roer en olijfkrans. Links dienen ouden van dagen zich ter verzorging aan. Na hun liefdevolle opname (midden) belanden zij in het Oudemannen- en -vrouwengasthuis (rechts). Schuin achter de Economia staat de Hoop in Nood, met een planetarium op het hoofd. De gevleugelde figuur links is Saturnus. Deze god symboliseert de ouderdom. De bewoners van het Oudemannen- en - vrouwengasthuis moesten tot de Hervormde gemeente behoren, vijftien jaar in de stad wonen en tien gulden aan het tehuis betalen. In 1757 kreeg de instelling een nieuw gebouw, dat tegenwoordig wordt gebruikt door de Universiteit van Amsterdam.