De regentessen van het Spin- en Nieuwe Werkhuis, 1728
toegeschreven aan Arnold Boonen (1669 - 1729) (schilder) toegeschreven aan Philip van Dijk (1683-01-10 - 1753-02-02) (schilder)
doek, olieverf
hoogte: 217 cm; breedte: 298 cm;
overdracht 1966-04-13
inv.nr. SA 3910
Aan een ronde tafel zitten drie dames, van wie er een met administratief werk, een ander met geld tellen bezig is. Een vierde dame staat op een stoel geleund, een dicht geklapte waaier in de hand. Rechts een vrouw in eenvoudiger kleding, waarschijnlijk de moeder van het huis. Alle gezichten zijn glimlachend de beschouwer toegewend. Dominerende kleuren: rood, bruin en warme grijzen.
Herkomst
Werkhuis, Regentenkamer, tot 20ste eeuw; Nieuwe Spin- en Werkhuis, bestuurskamer, 1920
Waarschijnlijk het schilderij dat in een uit het eind van de 18de eeuw daterende "Beschrijving der schilderstukken welke zich bevinden in het Werkhuis te Amsterdam op de kamers van Heeren Regenten" als volgt wordt vermeld: "No. 8. Op de Entré kamer tegenover de Schoorsteen. Een schilderij met de portraitten van vier Dames en eene Moeder vervaardigd vermoedelijk in 1728 door Philips van Dijk.. (geenzints Anthony van Dijk..) .. zijnde.
Vrouwe Aletta Maria van Streyen
Huisvrouw van Adriaan Duivens welke regentesse was van 1692 tot 1739
Vrouwe Catherina Clara Geelvinck " " " " 1724 " 1729
Huisvrouw van Willem Boreel
Vrouwe Machtelina Christina Lestevenon
Huisvrouw van Nicolaas Warin " " " " 1726 " 1749
Vrouwe Geertruid van der Lyn
Huisvrouw van den Heer Burgemeester Six " " " " 1726 " 1763
(Gemeentearchief, Amsterdam, Archief Spin- en Nieuwe Werkhuis nr. 38). Een tweede lijst, daterend uit 1784, vermeldt dezelfde regentessen, maar geen naam van de schilder (zie: Obreen).
Een andere bron lijkt er op te wijzen dat het schilderij niet door Ph. van Dijk, maar door Arnold Boonen werd geschilderd. Beider tijdgenoot Van Gool vertelt namelijk over Boonen: "1728 maelte hy de Mevrouwen Regentessen van het Spinhuis, zodat 'er vier stukken van onze Puikschilder in 't Spinhuis te zien zijn". Het is uitgesloten dat het regentessencollege zich in hetzelfde jaar 1728 door twee verschillende schilders liet portretteren. Dat Van Gool het in deze passage over ons stuk heeft, lijkt des te meer waarschijnlijker omdat hij over Philips van Dijk vertelt dat deze, juist vanwege Boonens succes als portrettist te Amsterdam, die stad reeds in 1710 verliet om nadien uitsluitend in Middelburg, Den Haag en Kassel te wonen en te werken (zie: Van GOOL I, blz. 440 e.v.). In stijl laat het werk van Boonen en dat van Van Dijk, die zijn leerling was, zich uiterst moeilijk van elkaar te onderscheiden. ( Albert Blankert)