In plaats van Filips II kozen de Staten-Generaal de hertog van Anjou, broeder van de koning van Frankrijk, tot heer. Men sloot een overeenkomst waarin werd vastgelegd dat hij erfelijk vorst zou zijn, dat alle rechten en privileges ongeschonden zouden blijven, dat de Staten-Generaal ten minste éénmaal per jaar bijeen zouden komen, en dat in de Raad van State niet meer dan één of twee vreemdelingen zouden zitten, die goedkeuring der provincies nodig hadden. Het verdrag werd op 23 januari 1582 beëdigd en men koos een raad van 31 landgenoten om met Anjou te regeren. Kort daarna verscheen deze met een leger van veertienduizend man. Hij ontzette Kamerijk, nam Cateau-Cambrésis in en werd op 19 februari 1582 te Antwerpen als hertog van Brabant en markgraaf van het Heilige Roomse Rijk gehuldigd. Bij deze gelegenheid hing de prins van Oranje hem de hertogelijke mantel om en zette hem de hertogshoed op. Later werd Anjou als hertog van Gelre, graaf van Zutphen en Vlaanderen en heer der Ommelanden erkend. Holland, Zeeland en Utrecht droegen hem geen waardigheid op en beperkten zich tot gelukwensen via hun afgevaardigden. Het gezag dat vroeger aan Oranje voor de duur van de oorlog was verleend, werd hem nu in Holland en Zeeland voor altijd opgedragen.
Het bewuste verdrag werd op 23 januari 1581 geratificeerd. ( Dedalo G. Carasso)