Twee jaar reeds was Anjou in 't land, zonder dat zijn gezag in feite door de Staten werd erkend. Deze stoorden zich nauwelijks aan zijn bevelen, terwijl zijn tegenstander, de wakkere Parma, het Anjou erg lastig maakte. Anjou trachtte zich van de Vlaamse steden meester te maken, omdat hij dit het beste middel achtte om zijn gezag te vestigen. Het lukte hem inderdaad om de meeste Vlaamse steden in handen te krijgen. Hierdoor aangemoedigd beraamde Anjou een aanslag op Antwerpen, en hij verzamelde een leger in de omgeving. De vroedschap die kwaad vermoedde vroeg hem om de straten met kettingen te mogen afsluiten. Anjou stemde toe. De volgende morgen reed hij, onder voorwendsel van een algemene inspectie, met een groot gevolg de stad uit. Op de valbrug deed een van zijn heren alsof hij door een paard tegen 't been was getrapt en hij riep toen het afgesproken wachtwoord Jambe rompue. Hierop rukten de troepen Antwerpen binnen. Zij maken zich van de wallen meester en richten het geschut op de stad. De Antwerpenaren die al op hun hoede waren, vliegen te wapen en vuren op de Fransen. Dezen hadden geen tegenstand verwacht en raken in verwarring. De burgers maken daar gebruik van. Zij groeperen zich en bevechten de vijand. Deze slaat in zijn geheel op de vlucht en tracht door de poort te ontkomen. De doorgang wordt te nauw voor de grote toeloop en raakt al spoedig met gesneuvelden en gewonden gevuld. De aanslag mislukte. Aan de kant der Fransen vielen ruim vijftienhonderd en bij de burgers 83 man. Het gezag van de hertog ging geheel verloren. Er werden desondanks onderhandelingen geopend. Anjou' s dood maakte daaraan in 1584 een einde.
Het was gewoonte om in onveilige tijden - meestal alleen 's nachts - kettingen over de straten te spannen. De wantrouwige Antwerpenaren hadden Anjou gevraagd om dat wat vroeger dan anders te mogen doen. Op de dag van de furie waren de kettingen niet weggehaald. Anjou was in Antwerpen te gast. Zijn coup was bedoeld om de burgerwacht en de plaatselijke regering uit te schakelen. ‘Jambe rompue’ betekent ‘gebroken been’. ( Dedalo G. Carasso)