In het begin van 1674 had Lodewijk XIV van al zijn veroveringen slechts Grave en Maastricht overgehouden. De vesting Grave werd belegerd door Rabenhaupt en verdedigd door de vermaarde markies de Chamilly, die tijdens het beleg een slechts door toeval mislukte poging deed om 's-Hertogenbosch te verrassen. Toen prins Willem na de slag bij Seneffe in het kamp voor Grave kwam, wedijverden aanvallers en verdedigers in hardnekkigheid en doodsverachting. Er volgden in één nacht zes tot zeven aanvallen. Toen de onzen reeds op het talud voor de palissaden stonden, hield Chamilly de verdediging nog verschillende dagen vol, tot hij van Lodewijk XIV het bevel kreeg de vesting te ontruimen. Dit gebeurde met behoud van krijgseer op 28 oktober. Bij de intocht vroeg Willem III zijn hofprediker die naast hem reed, of deze onvoorbereid een dankrede zou kunnen uitspreken. Op het bevestigende antwoord steeg de prins voor de kerkdeur van 't paard en zei: Laat ons de kerk ingaan en eerst God danken. Daarna zullen wij orde op zaken stellen. De predikant besteeg bespoord en met oranje sjerp de kansel. De kerkmuren van Grave weerkaatsten de dankpsalmen der ruiters en voetknechten.
Tot dit verhaal hoort ook nog het detail dat de soldaten in de kerk op meelzakken zaten. De schilder Bombled heeft deze afgebeeld. ( Dedalo G. Carasso)