In het Sticht bestreden de Hoeken en de Kabeljauwse bisschop David van Bourgondië elkaar met wisselend succes. Daarbij wordt vooral de heldendaad van Jan van Schaffelaar, een van 's bisschops ruiterhoofden, roemrijk vermeld. Jan van Schaffelaar had zich met een handvol krijgsknechten in de kerktoren te Barneveld verschanst tegen de Amersfoorters, die het gebouw bestormden. Toen alle hoop verloren was, werd er over een overgave onderhandeld. De belegeraars wilden van geen voorwaarden weten, tenzij de belegerden hun aanvoerder van de toren zouden werpen. Dezen weigerden dit, maar de edele Jan van Schaffelaar zag geen ander redmiddel. Hij betrad de torentrans en met de woorden Spitsbroeders ik moet toch eenmaal sterven, ik wil u niet in ongelegenheid brengen, sprong hij naar beneden. (...) ( Dedalo G. Carasso)