Dadelijk na zijn intocht te Londen schreef Willem III een buitengewone parlementszitting uit. De eerder tegen Jacobus vereende whigs en tories, anglicanen en dissenters ijverden ieder weer voor hun partij. Hun beraadslagingen hadden een stormachtig verloop. De prins stelde zich met succes wijs en gematigd op. Hij bezocht de zittingen niet, vleide niemand en koos geen partij, maar gedroeg zich als een onverschillige toeschouwer. Willem III liet alleen maar doorschemeren dat hij geen tijdelijke regent wilde zijn. Zijn gemalin verklaarde dat zij zichzelf nooit als koningin boven haar echtgenoot geplaatst wilde zien. Ten slotte droegen de beide huizen van het parlement de kroon op aan Willem III en zijn gemalin Maria samen, met de bepaling dat hij het bewind zou voeren. Ook de prinses kwam toen naar Londen en daags daarna werd het paar tot koning en koningin van Groot-Brittannië en Ierland uitgeroepen. Zij werden twee maanden later, op 21 april, plechtig gekroond. Tegelijk met de kroon reikte men de koning, als voorwaarde waarop hij deze ontving, de Declaration of Rights over. Daarin waren de betrekkingen tussen vorst en volk nauwkeuriger dan ooit tevoren beschreven. ( Dedalo G. Carasso)