datering linksboven: A° DNI 1556 B
opschrift linksonder: die Man / dat Wijf
oud stadsbezit
inv.nr. SA 7343 in depot
Zestien schutters behorende tot Rot B. Ze zijn verdeeld in twee rijen van zes en tien beelden. Één der figuren is gedoodverfd; één der schutters heeft een muziekblad in de hand.
Herkomst
Kloveniersdoelen; Stadhuis; Bruikleen aan Rijksmuseum 1899-1971
Een der schutters links onder houdt een blad muziek in de hand met daarop de woorden: "die Man / dat Wijf" (facsimile in cat. Rijksmuseum 1912; n.b. het handschrift van Schaep uit 1653 vermeldt in de Handboogdoelen onder nr. 4 een nu verdwenen schuttersstuk van het jaar 1558 "waerin een met een blad musijck, daerin deze woorden: Een Man, Een Wijff, op musijcknoten"). Ons schilderij wordt door Schaep genoemd in de Kloveniersdoelen "op de camer genaempt het Heertgen (...) 23. Ibidem noch een oud stuck, get. B anno 1556" (SCHELTEMA VII, 1885, blz. 138). De man links boven heeft een schaal in de hand met daarop de letter B. Het schilderij is zo gesleten dat de teksten die op andere briefjes in de handen der schutters gestaan moeten hebben, niet meer te lezen ziin. De kop rechts boven is slechts gedoodverfd. Six was van mening dat De Jongh in zijn Van Mander editie het portret van Dirck Jacobsz naar deze kop heeft laten graveren ("Het leven der .. schilders .. door Karel van Mander .. overgebragt door Jacobus de Jongh" I, Amsterdam 1764, plaat F 3), hetgeen er op zou duiden dat men dit schilderij in de achttiende eeuw reeds aan D. Jacobsz toeschreef. Scheltema (1864, 1879) nam het op als een werk van Jacob Cornelisz, waarna Six het in 1895 weer op naam van Dirck Jacobsz bracht. L. Münz, die de noten voor de tweede editie van Riegls "Das Holländische Gruppenporträt" verzorgde, meende dat het van dezelfde anonieme hand was als schuttersstukken van 1554 (cat.nr. 605), 1557 en 1559 (cat.nr. 606). De Vries (1934) beschouwde ons stuk van 1556 samen met die van 1557 (cat.nr. 112) en 1559 (cat.nr. 606) als een groep, waarvan hij vermoedde dat zij in het atelier van Dirck Jacobsz ontstaan was. Hoogewerff verbond het slechts met het schilderij van 1559 en meende dat deze twee panelen misschien door Allaert Claesz geschilderd waren. Philippot nam Münz' idee over, en doopte de anonieme schilder de "Meester van het Antwerpse Familieportret", naar het 1559 gedateerde familieportret in het Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen. ( Rob Ruurs)