Op dit schilderij zijn de schutters van wijk XVIII afgebeeld, de wijk tussen het Rokin en de Nieuwezijds Achterburgwal (tegenwoordig Spuistraat). Zij
staan, 21 man sterk, bijna allemaal op één lijn gerangschikt, wat het uitzonderlijk brede formaat van dit portret verklaart. Opvallend is dat alle schutters ons aankijken. De wat oudere man met baard op dit schilderij, links van de vaandrig, is kapitein Jacob Symonsz de Vries. hij was, net als Thomas de Keyser, remonstrants en bovendien goed bevriend met de schilder. Het mag dan ook niemand verwonderen dat De Vries’ schutterscompagnie door De Keyser werd geportretteerd. Een interessant detail van het portret is het doorkijkje naar een ruimte achter het vertrek, waarin de geportretteerde schutters zich bevinden. Daar zijn twee schutters te zien die samen op een trom zitten te dobbelen. Dat motief was juist in
die jaren in de genreschilderkunst erg populair. Behalve De Vries is verder alleen de luitenant Dirck de graeff geïdentificeerd. Hij zit rechts van de vaandrig. De Graeff kwam uit een uiterst invloedrijke Amsterdamse familie. Dit verklaart misschien waarom hij als luitenant een commandostaf in zijn hand houdt. Normaal gesproken was dit attribuut voorbehouden aan de kapitein. ( Tom van der Molen)
Catalogus Kopstukken 2002-'03
Dit door Thomas de Keyser vervaardigde schilderij uit 1633 behoort tot een reeks van zes die tussen 1632 en 1642 werden besteld voor de nieuwe Voetboogdoelen. Dat de opdracht aan De Keyser werd verleend, is niet verbazingwekkend, want de schilder was bevriend met de toenmalige kapitein, Jakob Symonsz de Vries; beiden waren verbonden aan de remonstrantse beweging.
De Keyser plaatste de schutters in een grote imaginaire ruimte in classicistische stijl. De 21 schutters, waarvan enkelen zitten, zijn afgebeeld in een lange rij. Het is opvallend, dat alle geportretteerden de de toeschouwer aankijken. Door een deuropening op de achtergrond is een tweetal triktrak spelende schutters te zien.
Centraal in de voorstelling staat de vaandrig, van wie de naam niet bekend is. Links van hem zit Jakob Symonsz de Vries, sinds 1620 kapitein van de schutterij. In bijna gespiegelde houding zit rechts van hem luitenant Dirck de Graeff. Deze verwierf zijn functie in 1633, het jaar waarin de opdracht voor het schuttersstuk werd gegeven. Voorheen werd wel aangenomen dat de aanleiding voor de opdracht aan De Keyser de indiensttreding van De Vries en De Graeff was, maar dat is onwaarschijnlijk omdat de eerste al sinds 1620 zijn functie van kapitein bekleedde. Beiden zouden nog tot 1638 dienstdoen in wijk XVIII, het gebied tussen Rokin en Nieuwezijds Achterburgwal.
Vooral in Amsterdam stonden de luitenants duidelijk onder de kapiteins; zij hadden geen eigen stem in de krijgsraad en moesten de orders van de kapitein opvolgen. Daarom is het opmerkelijk dat luitenant De Graeff, evenals de kapitein, een commandostaf vasthoudt en niet de gebruikelijke partizaan, het traditionele symbool voor de rang van een luitenant. Mogelijk wijst dat in dit geval op een gelijke sociale status van kapitein en luitenant en een flinke zeggenschap van de laatste over het eindresultaat. Dirck de Graeff beschikte over invloedrijke familierelaties. Zelf was hij afkomstig uit een van de aanzienlijkste families van Amsterdam en door zijn huwelijk met Eva Bicker was hij gelieerd met een ander oud en voornaam Amsterdamse geslacht, waarvan verschillende leden eveneens officiersrangen in de Amsterdamse schutterij bekleedden. Na De Graeffs overlijden in 1637 volgde zijn zwager Roelof Bicker hem op als luitenant van de Voetboogdoelen.
De namen van de meeste afgebeelde schutters zijn niet bekend. Van sommigen die later in dezelfde wijk een officiersfunctie zouden bekleden, is het mogelijk dat zij ook op dit schuttersstuk zijn afgebeeld. Zo weten wij dat Lucas Pietersz Conijn, Reynier Schaap en Albert Bas in later jaren als kapitein of luitenant in wijk XVIII hebben gediend. Op grond van een vergelijking met een door Govert Flinck geschilderd schuttersstuk uit 1645, waarop Lucas Pietersz Conijn voorkomt als luitenant, bestaat het vermoeden dat de tweede geportretteerde van links op De Keysers schilderij eveneens Conijn voorstelt. ( Andrea Müller-Schirmer)
Catalogus AHM 1975/'79
Geheel op de achtergrond zitten twee schutters aan een trom te dobbelen, een motief dat geïnspireerd lijkt op de "Cortegaerde": scènes uit het soldatenleven die kort tevoren als afzonderlijk onderwerp in de Hollandse schilderkunst geïntroduceerd waren (W.C. Duyster, P. Codde, A. Palamedesz).
De vroegste vermelding van het schilderij vinden we in het handschrift van Schaep uit 1653, waar het beschreven wordt als in de Voetboogdoelen "Beneden de nieuwe sael onder glasen Capn Jacob Symonsz. de Vries, Lut. Dirck Graef, Ao 1633 geschildert van Tho de Keyser" (SCHELTEMA VII, 1885, blz. 134, nr. 22).
Meyer bemerkte in dit stuk een opvallend brede toets, die hem enigszins aan Frans Hals deed denken. Deze invloed verklaarde hij uit het feit dat Hals omstreeks dezelfde tijd in Amsterdam begon aan het pas in 1637 door Pieter Codde voltooide Korporaalschap van kapt. Reael en Luit. Blaeuw, dat volgens Schaep eveneens in de "nieuwe sael" van de Kloverniersdoelen hing (SCHAEP 1653, nu Rijksmuseum, cat. 1960, nr. 1085). M.i. is er echter qua peinture nauwelijks verschil tussen het hier besproken doek en De Keysers Compagnie van kapt. Alart Cloeck uit 1632 (cat. Rijksmuseum 1960, nr. 1340).
Riegl noemt dit schilderij "wellicht het meest nationale groepsportret dat ooit door een Hollander geschilderd is", omdat iedere uiterlijke beweging onderdrukt is en de concentratie geheel uitgaat van de op de toeschouwer gerichte ogen. In de historische ontwikkeling van het groepsportret acht Riegl ons doek echter een stap terug vergeleken bij De Keysers schutters van 1632 (Rijksmuseum, cat. 1960, nr. 1340), daar er in laatstgenoemd stuk sprake is van onderschikking, nu in 1633 van traditionele nevenschikking.
In de eerste maanden na de opening van het Rijksmuseum kreeg dit schilderij op grond van de gelaatstrekken der geportretteerden de bijnaam "de Jodencompagnie". Echter zijn hier de schutters van Wijk 18 afgebeeld, welke het Rokin, de Dam, Kalverstraat, St. Luciensteeg en Gasthuissteeg omvatte, m.a.w.: niet de Jodenbuurt (Meyer, Jochems). Mr. I. Prins meende dat de meeste dezer schutterij-heren wel van joodse afkomst waren en kwam tot de uiterst onwaarschijnlijke conclusie dat De Keyser, om het stuk niet rammelend te maken, de gehele groep in een toonaard van semitisch type geschilderd heeft (Amstelod., 1922). Kronig weet zowel de gelijkvormigheid van de gezichten als de vlotte, brede verfbehandeling aan haast en slordigheid (Onze Kunst, 1909). ( Rob Ruurs)
Tentoonstellingstekst
Deze op één lange rij afgebeelde schutters behoorden tot het vendel van Wijk XVIII, grofweg het gebied tussen de Dam en de Sint Luciënsteeg. Links uit het midden bevinden zich de vaandrig en, zittend, kapitein Jacob de Vries en luitenant Dirck de Graef. Op de achtergrond biedt een doorkijkje uitzicht op twee dobbelende schutters.
Het schilderij is in een voor Thomas de Keyser tamelijk grove toets geschilderd. Mogelijk werd hij beïnvloed door de losse schilderstijl van de Haarlemse schilder Frans Hals. Deze was juist begonnen aan een groepsportret van een andere compagnie Voetboogschutters, bestemd voor dezelfde zaal. De Keyser was een van de belangrijkste portretschilders van zijn tijd. Een jaar tevoren had hij een schuttersstuk voor de Kloveniersdoelen voltooid. Van kapitein Jacob Symonszn de Vries is bekend dat hij reeds in 1617 in die functie was benoemd en dat hij dat tenminste nog tot 1638 zou blijven. De Vries stierf, hoogbejaard, in 1654. Luitenant Dirck Jacobszn de Graeff (1601 - 1637) verhuisde in 1633 naar Wijk IX, het gebied rond de Zeedijk. Hier diende hij wederom als luitenant. ( Norbert Middelkoop)
Tentoonstellingstekst
Dit schilderij behoort tot een reeks van zes die werden besteld voor de gerenoveerde Voetboogdoelen. Thomas de Keyser kreeg de opdracht mogelijk dankzij de kapitein van de compagnie, Jacob Symonszn de Vries. Beiden waren verbonden aan de remonstrantse beweging.
De Keyser was een van de belangrijkste portretschilders van zijn tijd. Het schilderij is door hem in een tamelijk grove toets geschilderd.
De op één lange rij afgebeelde schutters behoorden tot het vendel van Wijk XVIII, het gebied tussen de Dam en de Sint Luciënsteeg. Links uit het midden bevinden zich de vaandrig en, zittend, de oude kapitein Jacob Symonszn de Vries (1573-1654) en luitenant Dirck Jacobszn de Graeff (1601-1637). Op de achtergrond biedt een doorkijkje uitzicht op twee dobbelende schutters.
Tentoonstellingstekst
Amsterdam is onderverdeeld in twintig wijken. Deze compagnie voetboogschutters - bij wie vuurwapens inmiddels tot de gewone uitrusting behoren - is verantwoordelijk voor de orde in wijk 18. Dat de hele groep ons aankijkt, is vrij uitzonderlijk. Het zal met klem van de schilder zijn verlangd.