Tentoonstellingstekst
Het IJ, de haven van Amsterdam, is gevuld met schepen. Op de achtergrond is het silhouet van de stad te zien. Prominent in beeld ligt De Gouden Leeuw, het vlaggenschip van admiraal Cornelis Tromp. Van de Velde schilderde zijn magistrale havenzicht in het jaar waarin het oorlogsschip zou worden gesloopt, na jaren trouwe dienst voor stad en vaderland. ( Laura van Hasselt)
Dit monumentale schilderij toont ons Amsterdam vanaf de overkant van het IJ, een standpunt dat vaker door schilders werd ingenomen om de stad te portretteren. De focus is dit keer echter niet zozeer op de stad, maar op haar haven. Rechts in beeld zijn nog juist de Zuiderkerks- en Schreierstoren te zien. Links daarvan strekt de haven zich uit tot aan de oostelijke eilanden, waar het torentje van het Oostindisch Zeemagazijn net boven de loodsen van de Scheepstimmerwerf uitsteekt.
Op die werf was in 1666 de Gouden Leeuw te water gelaten, het grote oorlogsschip dat het beeld op het schilderij domineert. Het was het vlaggenschip van de Admiraliteit van Amsterdam en had tijdens de Derde Engelse Zeeoorlog (1672-’74) met commandant Cornelis Tromp (1629-1691) grote faam verworven. Van de Velde schilderde het moment dat het schip na twintig jaar trouwe dienst voor het laatst aankomt in de haven van Amsterdam, om hier te worden gesloopt. Het schip wordt met alle egards ontvangen. Op de voorgrond vaart een jacht van de stad Amsterdam langs, onderweg naar de Gouden Leeuw. Links in beeld wordt een saluutschot afgeschoten door een statenjacht. Tal van kleine sloepjes hebben zich eveneens om het oorlogsschip verzameld om het een laatste groet te brengen.
Het schilderij werd waarschijnlijk bij Van de Velde besteld door de Oppercommissarissen der Walen, het college dat toezicht hield op de havens. De inhammen aan weerszijden van de stad, waar veel van de havenactiviteit zich afspeelde, werden walen genoemd. Een gezicht op de haven van Amsterdam was voor deze havenmeesters een logische onderwerpskeuze. De Gouden Leeuw geeft de haven een historische dimensie: dit is de haven waar grote, beroemde schepen worden gebouwd.
De Oppercommissarissen hielden kantoor in de Schreierstoren. Op het schilderij is goed te zien dat Van de Velde de toren in een eerder stadium groter had geschilderd, ongetwijfeld om de nadruk te leggen op de werkplek van zijn opdrachtgevers. Uiteindelijk is toch gekozen voor het kleinere formaat, wat beter met de werkelijkheid overeenkomt. Het schilderij kwam in de vergaderzaal van de Oppercommissarissen te hangen, waar het tot 1808 zou blijven. Het grote doek zal in de kleine vergaderruimte in de Schreierstoren een overweldigende indruk hebben gemaakt. ( Tom van der Molen)
Catalogustekst
In dit canonieke profiel vanaf de overkant van het IJ laten de silhouetten van torens en gebouwen geen ruimte voor twijfel over de locatie. Maar het Amsterdamse stadsprofiel is hier vooral dienend ten opzichte van het eigenlijke onderwerp: de definitieve thuiskomst van Tromps vlaggenschip, de Gouden Leeuw in de haven van Amsterdam. Na jaren van trouwe dienst in tal van zeeslagen heeft het schip zijn eindbestemming bereikt: de Amsterdamse haven. Hier zou het worden gesloopt. Van de Velde heeft in zijn meesterwerk alle middelen aangewend om het twintig jaar oude oorlogsschip de aandacht te schenken die het toekomt. Het late middaglicht uit het westen zorgt voor een theatrale belichting. Een briesje uit het oosten breekt het imposante wolkendek open en doet de zeilen in de haven bollen. Matrozen klimmen in het want om de zeilen van de Gouden Leeuw te strijken. De tuigage suggereert dat zij op het punt staat voor anker te gaan. Het schilderij laat zien dat het schip bij zijn aankomst op hoog bestuurlijk niveau begroet werd: precies in het midden op de voorgrond vaart een staatsiesloep van de stad Amsterdam langs, kennelijk onderweg naar de Gouden Leeuw, en links vuurt een Statenjacht een saluutschot af. Ook de overige schepen lijken zich als vanzelfsprekend te richten naar de ontvangst van Gouden Leeuw. Rechts ligt een zg. waterschip, beladen met enorme vismanden.
Van de Velde heeft vooral het oostelijk deel van de Amsterdamse haven in beeld gebracht. Daardoor kon hij in het bijzonder aandacht schenken aan het stadsgedeelte dat het meest betrokken was bij scheepsbouw en defensie, namelijk de Oostelijke Eilanden. Precies boven de rookpluim van het saluutschot is het torentje te zien van het Oostindisch Zeemagazijn op Oostenburg. Hier was ook de scheepswerf waar de Gouden Leeuw in 1666 van stapel was gelopen. Ervóór liggen de loodsen van de scheepstimmerwerf van de Admiraliteit op Kattenburg. Rechts van de Gouden Leeuw zien we de Oosterkerk op Wittenburg en ’s Lands Zeemagazijn, het hoofdgebouw van de Admiraliteit.
Hoewel het profiel naar rechts gedeeltelijk wordt versluierd door een woud van masten van aangemeerde schepen, laat zich de Montelbaanstoren gemakkelijk herkennen. Nog meer naar rechts markeren twee scheepskranen de toegang tot de Waalseilandsgracht. Pal boven het waterschip zijn de Schreierstoren en de Zuiderkerkstoren afgebeeld en uiterst rechts is nog juist het torentje van de Sint Olofskapel te zien. Het Damrak en de westelijke stad blijven hier geheel buiten beeld.
Van de Velde kan zich bij dit schilderij hebben laten inspireren door het kort tevoren verschenen stadsprofiel van Johannes Kip uit 1685, waarop eveneens de stad zelf gedeeltelijk aan het oog wordt onttrokken door schepen op het IJ en waarvan het linker gedeelte overeenkomsten vertoont met het schilderij. Uit enkele overgeleverde voorstudies blijkt evenwel dat Van de Velde de locatie zeker ook met eigen ogen moet hebben bestudeerd voordat hij begon te schilderen. Een pentekening in Berlijn met het rechter gedeelte van de compositie zal zijn geschetst op de wal, ter hoogte van het Tolhuis. Vanaf dat punt rijst de Zuiderkerkstoren rechts van de Schreierstoren op.
Om meer van de bedrijvigheid op het water te kunnen tonen, heeft de kunstenaar het standpunt iets verhoogd, waardoor het lijkt alsof we ons op een aan de noordelijke IJ-oever afgemeerd schip bevinden en naar links uitkijken over de oostelijke haven. Hierdoor is de Schreierstoren logischerwijs het meest nabije punt aan de overkant en verdwijnt de rest van het stadsprofiel diagonaal de geschilderde ruimte in, tot aan het open water links in het verschiet. De tegengestelde diagonaal van het wolkenpatroon – van linksvoor naar rechtsachter – houdt het panorama in balans.
Een opvallend pentiment in de lucht boven de Schreierstoren geeft aan dat de schilder deze aanvankelijk een stuk groter had weergegeven. Misschien had de oorspronkelijke, forsere opzet van het gebouw te maken met de opdracht voor het schilderij. De vroegste bekende verblijfplaats van het doek is namelijk de Schreierstoren en daar zetelden de Oppercommissarissen der Walen, de havenmeesters die met het toezicht op de haven, de walen en de kranen waren belast. Het is goed denkbaar dat de onjuiste verhouding tot de Zuiderkerkstoren, Van de Velde bij nader inzien gebood om de Schreierstoren te verkleinen. Behalve de oudste vermelding van het schilderij pleiten ook de wapenschildjes van de oppercommissarissen uit de jaren 1679-1742, die aan de oorspronkelijke lijst waren bevestigd, vóór een opdracht vanuit de Schreierstoren. Daarmee illustreert het schilderij op niet mis te verstane wijze het belang dat een overheidslichaam hechtte aan een representatief stadsportret. Het bracht het werkterrein op spectaculaire wijze in beeld en verschafte tevens de ietwat krappe vergaderruimte een verpletterende allure. ( Norbert Middelkoop)
Tentoonstellingstekst
Vanaf de overkant van het IJ is de blik gericht op Amsterdam en de bedrijvigheid in de haven. Prominent in beeld ligt De Gouden Leeuw.
Willem van de Velde schilderde dit panorama 1686. In dat jaar zou het vroegere vlaggenschip van admiraal Cornelis Tromp worden gesloopt. Het late middaglicht vanuit het westen zorgt voor een theatrale belichting van het imposante schip. Mast en zeilen steken af tegen de halfbewolkte lucht. Op de achtergrond is het silhouet van de stad te zien: links van De Gouden Leeuw de scheepswerf en het zeemagazijn van de Verenigde Oostindische Compagnie, en rechts de Oosterkerk, ’s Lands Zeemagazijn nu Scheepvaartmuseum), de Montelbaanstoren, de Schreierstoren en de Zuiderkerkstoren. Het statenjacht Rotterdam vuurt een saluutschot af. ( Norbert Middelkoop)
De Gouden Leeuw op het IJ voor Amsterdam, 1686
Willem van de Velde de Jonge (1633-1707)
Vanaf de overkant van het IJ is de blik gericht op Amsterdam en de bedrijvigheid in de haven. Prominent in beeld ligt het vroegere vlaggenschip van admiraal Cornelis Tromp, 'De Gouden Leeuw'. Het schip zou in 1686 worden gesloopt. Het late middaglicht vanuit het westen zorgt voor een theatrale belichting van het imposante schip. Mast en zeilen steken af tegen de halfbewolkte lucht. Op de achtergrond is het silhouet van de stad te zien: links van 'De Gouden Leeuw' de scheepswerf en het zeemagazijn van de Verenigde Oostindische Compagnie, en rechts de Oosterkerk, 's Lands Zeemagazijn (nu Scheepvaartmuseum), de Montelbaanstoren, de Schreierstoren en de Zuiderkerkstoren. Het statenjacht Rotterdam vuurt een saluutschot af. Willem Van de Velde de Jongere was de meest succesvolle schilder van zeegezichten en schepen gedurende de Gouden Eeuw. Hij leerde het vak bij zijn vader Willem van de Velde de Oude en bij Simon de Vlieger. Na jaren te hebben gewerkt in dienst van Nederlandse opdrachtgevers vestigden vader en zoon Van de Velde zich in 1672 te Londen, waar de vooruitzichten op eervolle opdrachten gunstiger waren. Omstreeks 1686 was Willem van de Velde de Jonge terug in Amsterdam. Mogelijk maakte hij dit schilderij in opdracht van de Oppercommissarissen der Walen, de havenmeesters. Zij zetelden in de op het doek afgebeelde Schreierstoren, waar het schilderij lange tijd heeft gehangen.
Catalogus AHM 1975/'79
Voorgesteld is een blik op het IJ vanuit het noorden. Aan de horizon zijn herkenbaar v.l.n.r. het gebouw van de V.O.D., de Oosterkerk, ’s lands Zeemagazijn, de Montelbaanstoren, de Schreierstoren, de Zuiderkerk en de Oude Kerk.
Een prominente plaats onder de vele schepen wordt ingenomen door het Amsterdamse admiraalsschip De Gouden Leeuw (voor het eerst als zodanig geïdentificeerd in cat. Rijksmuseum 1910). De driemaster was beroemd geworden in de Derde Engelse Oorlog. De meest spectaculaire gevechten leverde Cornelis Tromp met de Gouden Leeuw in de slagen bij Schooneveld en Kijkduin (juni-augustus 1673).
Hoewel Willem van de Velde zich reeds in 1672 in Londen vestigde en ons doek gedatterd is 1686, is het schilderij ongetwijfeld vervaardigd voor Amsterdamse opdrachtgevers. Wagenaar noemt het stuk in zijn beschrijving van de kamer van de Oppercommissarissen der Walen in de Schreierstoren: “In dit vertrek, zyn, voor den schoorsteenmantel, en in de lyst van een gezigt der Stad van den Y-kant, keurlyk, door Willem van den Velde, geschilderd, de wapens der meeste Heeren Commissarissen uitgebeeld”. Deze oorspronlijke lijst in niet bewaard gebleven. De Engelse portretschilder en kunsthistoricus Joshua Reynolds zag het stuk tijdens zijn bezoek aan Amsterdam in 1781. Onder het hoofdje “The Wharf Office” schreef hij er over in zijn Journal to Flanders and Holland: “At the office of the Commissary of the Wharfs in one of Vandervelde’s most capital pictures: it is about twelve feet long; a view of the Port of Amsterdam, with an infinite quantity of shipping.”
Vermoedelijk was de dood van de Engelse koning Karel II in 1685 aanleiding voor de Van de Veldes om naar het vaderland terug te keren (Immerzeel). Voor korte tijd slechts, want Karels opvolger Jacobus II verzekerde zich weer van hun diensten. Lang genoeg echter om voor de Oppercommissarissen der Walen (zie voor een beschrijving van hun functie onder cat.nr. 17 A) dit kapitale doek te kunnen schilderen. De aanleiding tot de opdracht is niet met zekerheid bekend, maar een aanwijzing kan worden gevonden in het feit dat de Gouden Leeuw juist in deze tijd gesloopt werd (Luttervelt). Het is niet onwaarschijnlijk dat de Oppercommissarissen nog eenmaal de befaamdste Amsterdamse oorlogsbodem wilden doen conterfeiten, nu het schip onder de slopershamer viel. Hoezeer de Commissarissen aan het schilderij gehecht waren, blijkt uit een door Oldewelt verzorgd uittreksel uit de notulen van de vergaderingen van het college. Toen het stadsbestuur op 2 maart 1808 opdracht gaf om het Gezicht op het IJ uit de Schreierstoren te doen verwijderen, weigerden de Oppercommissarissen om hieraan hun medewerking te verlenen. Het verzet was echter vruchteloos: op 15 augustus van hetzelfde jaar werd het schilderij overgedragen aan het Koninklijk Museum (later Rijksmuseum; Moes en Van Biema, p. 120). Uit Oldewelts uittreksel blijkt tevens, dat het stadsbestuur op 2 maart 1808 aan Jan Spaan en zoon opdracht gaven het schilderij schoon te maken.
Kunsthistorische auteurs oordelen zeer verschillend over de artistieke kwaliteiten van ons schilderij. Willis (1910) prijst de imponerende indruk van het geheel, maar meent dat de aanblik van een zwart-wit reproduktie bijna nog aangenamer is dan die van het origineel, daar de kleuren zijns inziens hard en onrustig zijn. Marin (1950) schrijft daarentegen: de kleur is bijzonder aangenaam. Alle auteurs achten het werk dat Van de Velde na 1672 vervaardigde van mindere kwaliteit dan zijn vroegere schilderijen. Hoewel Stechow (1966) in deze een genuanceerd standpunt inneemt (hij vindt slechts in een deel van Van de Veldes latere produktie een verval van kracht) is voor hem juist het Gezicht op het IJ exemplarisch voor deze achteruitgang. Baar (1932, 1942) echter noemt het des kunstenaars meest voldragen schepping en ziet in ons schilderij de uitzondering die de regel bevestigt: nog eenmaal leeft hier de oude inspiratie op. Bol (1973) onderkent een zekere dualiteit in de stijl. Naast een koele exactheid in de weergave van de schepen, die aan Willem van de Velde de Oude herinnert, en een bevalligheid die in overeenstemming is met de heersende (1686) Zeitgeist, grijpt Van de Velde hier terug naar de blonde tonaliteit van zijn vroegere Amsterdamse periode. De heer W. Percival-Prescott, hoofd-restaurateur van het National Maritime Museum te Greenwich, onderscheidt in het Gezicht op het IJ twee handen en schrijft de zwakkere passages toe aan Willem van de Velde de Oudere (mondelinge mededeling, 9-12-1975).
Vier voortekeningen voor ons schilderij zijn bewaard gebleven:
1. verzameling Robert J. Smith, Bethesda, Maryland, 281 x 442 mm, pen en bruine inkt, grijs gewassen (veiling Christie's, 28 maart 1972, nr. 124, pl. XXVI). Deze tekening van de Gouden Leeuw te midden van een aantal kleinere schepen vertoont nog relatief weinig overeenkomst met het latere schilderij en vertegenwoordigt mijns inziens een vroeg stadium in de voorbereiding ervan.
2. verzameling Lord Cawdor, Cawdor Castle, Nairn, Schotland, 126 x 222 mm, pen en bruine inkt. Dit blad is mij noch uit eigen aanschouwing, noch van een foto bekend. Volgens de heer M.S. Robinson toont de tekening de Gouden Leeuw en moet zij beschouwd worden als een voortekening voor het schilderij in Amsterdam (mondelinge mededeling, 19-2-1976).
3. Berlijn, Kupferstichkabinett, inv.nr. 4470, 141 x 375 mm, krijt, pen en bruine inkt, grijs gewassen (E. Bock & J. Rosenberg, Die Zeichnungen alter Meister im Kupferstichkabinett, Die niederländische Meister, Berlijn 1921, I, p. 299; II, afb. 207; W. Schulz, in : cat. tent. Die holländische Landschaftszeichnung 1600-1740, Kupferstichkabinett, Berlijn 1974, nr. 197, afb. 110). De tekening toont het profiel van Amsterdam met de Montelbaanstoren, Schreierstoren, Zuiderkerk en Oude Kerk, precies zoals het op de rechter helft van ons schilderij te zien is. Hoewel Bock en Rosenberg de tekening niet herkenden als een voorstudie voor het Amsterdamse schilderij, en Schulz een relatie tussen dit blad en het doek in Amsterdam zelfs expliciet, maar zonder opgaaf van redenen, ontkende, lijdt het mijns inziens geen twijfel dat de tekening in Berlijn een voorstudie voor ons schilderij is, daar de tekening in het schilderij zeer nauwkeurig is gevolgd.
4. Londen, British Museum, inv.nr. 1849-10-3-167, 219 x 450 mm, zwart krijt, pen en bruine inkt, grijs gewassen (L. Binyon, Catalogue of Drawings by British Artists and Artists of foreign origin working in Great Britain, British Museum IV, Londen 1907, p. 264, nr. 6; E. Croft-Murray & P. Hulton, Catalogue of British Drawings I, Londen 1960, p. 511, nr. 48). Een aantekening op het blad, ongetwijfeld van een latere hand, luidt: "het origineele Schilderij van Willem van de Velde geschildert in 1686. is met eenige Verändering hoewel ten principaalsten gevolgt na deze Teekening van hem, het stuk is te vinden, en te zien in de Schreijershoeksthoorn te Amsterdam en is een onbetaalbaar stuk", waarna een vertaling in het Engels van bovenstaande zin volgt. Ofschoon de tekening in compositie en details nog vrij sterk afwijkt van het latere schilderij, is het profiel van Amsterdam, dat in de compositieschets in de verzameling Smith (onze nr. 1) nog ontbrak, in de onderhavige tekening reeds opgenomen. De Berlijnse studie (onze nr. 3) is hier echter nog niet zo zorgvuldig gevolgd als in het uiteindelijke schilderij.
Een ets naar het schilderij draagt het onderschrift: "W. van de Velde pinx. 1686. Isaak de Wit del. 1770. W. Writs sculps. 1771./ Gezigt van een Gedeelte der Stad Amsterdam: Naar het Schildery van W. van de Velde A°. 1686, Berustende in de Schryers Tooren./ Vue d'une partie de la Ville d'Amsterdam, d'après le Tableau de van de Velde en l'année 1686."
Kramm (1863) meende dat er van Willem van de Velde een tweede Gezicht op het IJ bestond, van even uitzonderlijk groot formaat, en wel het doek in de toenmalige collectie Hertford. Hij vergiste zich echter: op dat stuk, dat zich nu in de Wallace Collection te Londen bevindt, ziet men een aantal oorlogsbodems in kalm water, tegen een nauwelijks geprofileerde horizon. (Catalogue of the Wallace Collection, Londen 1928, nr. 137; HdG 89.)
Robinson (1958) meende dat Van de Veldes De Gouden Leeuw in actie tijdens de slag bij Kijkduin (sinds 1952 in het National Maritime Museum te Greenwich; 149 x 289 cm; gem. en gedat. 1687; een kopie in het Nederlands Historisch Scheepvaartmuseum te Amsterdam) een pendant was van ons schilderij. Mijns inziens echter verschillen de afmetingen van de twee doeken te zeer om een zo innige samenhang te kunnen veronderstellen. ( Rob Ruurs)
Tentoonstellingstekst
In de compositie staat de Gouden Leeuw, het vlaggeschip van admiraal Cornelis Tromp, centraal. In 1686 was dit schip overigens al uit de vaart genomen. Op de achtergrond, van links naar rechts: de scheepswerf en het zeemagazijn van de Verenigde Oostindische Compagnie, de Oosterkerk, 's Lands Zeemagazijn (marinedepot, thans Scheepvaartmuseum), de Montelbaanstoren, de Schreierstoren en de Zuiderkerkstoren. De Oudekerkstoren ontbreekt. Het schilderij hing vroeger in de Schreierstoren, kantoor der havenmeesters.