Tentoonstellingstekst
Ludolf Bakhuysen, afkomstig uit Emden, vestigde zich omstreeks 1650 in Amsterdam. Na het vertrek van vader en zoon Van de Velde naar Engeland, werd Bakhuysen de belangrijkste schilder van marinestukken. Adriaan van der Hoop kocht dit doek in 1840 van kunsthandel A. Brondgeest te Amsterdam.
Tentoonstellingstekst
Het is niet zeker of Bakhuysen hier, zoals in het verleden werd aangenomen, inderdaad het Haarlemmermeer in beeld heeft gebracht. In ieder geval lijkt de voorstelling geïnspireerd op de vele wateren die Amsterdam omringen.
Ludolf Bakhuysen, afkomstig uit Emden, vestigde zich omstreeks 1650 in Amsterdam. Hij specialiseerde zich in zeegezichten en scheepsportretten. Na het vertrek van Willem van de Velde de Oude en de Jonge naar Engeland, was hij de belangrijkste marineschilder in Amsterdam.
Catalogus AHM 1975/'79
Volgens cat. Rijksmuseum, Hofstede de Groot, cat.tent. 1966/67 en Bol een gezicht op het Haarlemmer Meer. Bol dateert het schilderij in het midden van de jaren 1660.
Hofstede de Groot geeft op dat het stuk geveild werd op de veiling J.M. de Boer (bedoeld is: S.M. de Boer, Amsterdam, 15 april 1840). Het komt echter niet voor in de catalogus van deze veiling. ( Albert Blankert)
Tentoonstellingstekst
De twee schilderijen van Bakhuizen in Van der Hoops verzameling zijn altijd verschillend beoordeeld. Bij de aankoop van Woelend water in 1840 - voor 3500 gulden - schreef Van der Hoop al:'door kenners zeer geprezen en hooger geacht als myne andere Schildery van dien meester.' Waar het Woelend water precies moet worden gesitueerd, is niet bekend; 'waarschijnlijk bij Leyden' tekende de eigenaar aan.
Ludolf Bakhuizen geldt als een van de belangrijkste zeegezichtenschilders van het einde van de 17de eeuw. De twee schilderijen van de meester in Van der Hoops verzameling zijn altijd verschillend beoordeeld. Bij de aankoop van Woelend water in 1840 - voor 3500 gulden - schreef Van der Hoop al: ‘door kenners zeer geprezen en hooger geacht als myne andere Schildery van dien meester’. Hierbij doelde hij op een gezicht op de haven van Amsterdam.
De uiteenlopende waardering voor beide werken werd door Théophile Thoré in 1860 het sterkst uitgedrukt; het Woelend water vond hij wel geslaagd, maar het Het IJ voor Amsterdam afschuwelijk. De in zijn ogen onhandig geschilderde figuren waren door een trotse Van der Hoop nog omschreven als ‘eenige zeer fraai en zuiver uitgevoerde beelden; waarvan het eene in de uniform van Admiraal’. Waar het Woelend water precies moet worden gesitueerd, is niet bekend; ‘waarschynlyk by Leyden’ tekende de eigenaar aan. ( Norbert Middelkoop)