Italiaans landschap met een vervallen toren. Op de voorgrond wassen herderinnen in het water
Herkomst
Veiling Aranc de Presl, Parijs (J.B.P. Lebrun), 16 april 1792; veiling François-Antoine Robit, Parijs (A. Paillet e.a.), 21 mei 1801, nr. 8, aan Guillaume-Jean Constantin; veiling Michael Bryan (1757-1821), Londen (Bryan), 6 november 1801 e.v., nr. 129, aan George Hibbert; veiling George Hibbert, Londen (Christie’s), 13 juni 1829, nr. 71, aan Noseda [voor Ferley?]; verzameling George Townsley, Londen, 1834 (Smith); veiling Brook Greville, Londen (Christie’s), 30 april 1836, nr. 80, aan kunsthandelaar Christianus Johannes Nieuwenhuys, Londen; gekocht door kunsthandelaar Albertus Brondgeest voor Adriaan van der Hoop, 1836; legaat aan de Stad Amsterdam, 1854; Museum Van der Hoop, 1854-1885; bruikleen aan Rijksmuseum, 1885
Typisch voor Berchems werk zijn de grillige vormen en de lichtaccenten, gekoppeld aan een vrij gebruik van het perspectief, zoals in dit overweldigende landschap. Het schilderij bevond zich in de 18de eeuw in Franse verzamelingen en verhuisde in 1801 naar Engeland. Adriaan van der Hoop kocht het in 1836 van de Londense handelaar Christiaan Nieuwenhuys voor ruim 6000 gulden. Dat het enthousiasme voor italianiserende landschappen snel afnam, is te merken aan de kritiek van Alexander Oltmans op de Tentoonstelling van Oude Meesters in 1845, waar het schilderij werd getoond: ‘Een bergachtig landschap, toebehoorende aan den Heer van der Hoop. Deze schilderij doet bijzonder de gemanierde behandeling van dezen meester uitkomen, zonder echter, door de hem eigene groote schoonheid van kleur en toon, dit gebrek te vergoeden. De middelen van uitvoering, welke zoo vaak bij Berchem het eenige doel zijn, missen hier den anders zoo aangenamen en verlijdelijken vorm.’ ( Norbert Middelkoop)