Twee ossen bij een boerderij. Op de voorgrond scharrelen een paar duiven
Herkomst
Veiling Jonkheer Menno Baron van Coehoorn, Amsterdam (Ph. van der Schley e.a.), 19 oktober 1801, nr. 15, als Aelbert Cuyp, aan Jan Spaan; veiling Gerrit Muller, Amsterdam (J. de Vries e.a.), 2 april 1827, nr. 18, als Aelbert Cuyp, aan kunsthandelaar Jeronimo de Vries; veiling A.W.C. Baron van Nagell van Ampsen, ‘s-Gravenhage (J. de Vries e.a.), 5 sept. 1851, nr. 11, als Aelbert Cuyp, aan kunsthandelaar Johannes Albertus Brondgeest voor Adriaan van der Hoop; legaat aan de Stad Amsterdam, 1854; Museum Van der Hoop, 1854-1885; bruikleen aan Rijksmuseum, 1885
De Dordtse schilder Aelbert Cuyp (1620-1691) was vanaf de late 18de eeuw zeer populair, in het bijzonder onder de Engelse aristocratie. Zijn landschappen waren zó gezocht dat zijn werk op de Nederlandse markt moeilijk te krijgen was en dan alleen voor hoge prijzen.
Van der Hoops zoektocht naar de ideale Cuyp is achteraf slechts ten dele succesvol gebleken. In 1833 kwam Van der Hoop voor 700 gulden in het bezit van de Afgemeerde boten, naar Cuyp gekopieerd door Albertus Brondgeest. Het origineel werd juist door deze kunsthandelaar-schilder verhandeld. Zijn zoon J.A. Brondgeest verkocht Van der Hoop in 1849 het Gezicht op Dordrecht voor 4000 gulden en bood twee jaar later voor hem op een Veestuk (2500 gulden). Carel Vosmaer was in 1868 ronduit lyrisch over het eerste schilderij en noemde het tweede een van Cuyps ‘schoonste proeven’. Tegenwoordig worden de werken beschouwd als een kopie en een werk van Cuyp-navolger Abraham van Calraet. ( Norbert Middelkoop)