Catalogustekst
Hendrik Keun schilderde de Amsterdamse grachten bij voorkeur niet parallel aan het beeldvlak maar haaks erop, zodat beide oevers zijn te zien. Een forse boom, Keuns handelsmerk, fungeert daarbij als verbinding tussen de beide beeldhelften. In een voor stadsgezichten opvallende verticale compositie is het standpunt ter hoogte van het Molenpad en kijken we naar het noorden langs de Keizersgracht, waar de boogbrug bij de Runstraat ons uitzicht onderbreekt. Onder de bogen door is de volgende brug zichtbaar, bij de Berenstraat. Daar vangt de lichte jurk van een passante juist een zonnestraal. Keun profiteerde van de bestaande knik in de gevelwand even voorbij het hoekpand, het huidige nummer 452, die hem een spectaculaire beeldbegrenzing aan de linkerzijde van de voorstelling opleverde. Het vrouwtje dat de stoep van het huis aan het boenen is, brengt onze blik weer terug naar straatniveau. Twee honden en een handvol mensen van verschillende rangen en standen vertegenwoordigen de stadsbevolking op deze rustige middag. Van hen steekt de pruikenmaker met een stapel dozen op zijn rug fraai af tegen de gracht. In de eerste helft van de jaren ’70 schilderde Keun gezichten op de Keizersgracht en de Herengracht met de Leidsestraat in het verschiet en de linkeroever prominent in beeld. In dit schilderij lijkt hij verder te gaan door, naast het gedurfde formaat, de meest prominente oever in de schaduw te hullen. De beeldbepalende iep, voorbode van een ononderbroken rij, vult met zijn kruin de driehoek van de wolkenloze lucht. Aan de zonbeschenen overkant heeft Keun de bomenrij – nauwelijks merkbaar – even onderbroken ten behoeve van de topografische herkenbaarheid.
Toen de bankier Adriaan van der Hoop dit stadsgezicht in 1843 verwierf, was het nog aan Ten Compe toegeschreven. Het was een van de weinige 18de-eeuwse schilderijen in zijn verzameling. De enige reden voor de aankoop was het feit dat zijn eigen huis erop was te zien: de witgepleisterde façade waarvoor zich het elegante paar bevindt (nrs 444-446). Keuns signatuur verscheen pas bij de restauratie van 1934. ( Norbert Middelkoop)
Tentoonstellingstekst
Hope had in 1751 een rapport opgesteld met voorstellen om de economie te verbeteren. Zijn voorstellen verdwenen in een la; hetzelfde gebeurde met voorstellen om de VOC een betere financiële basis te geven.
Catalogus AHM 1975/'79
Het huis is zichtbaar waar in de 19de eeuw A. van der Hoop woonde. ( Albert Blankert)
Tentoonstellingstekst
Een dame en een heer passeren het huis van de bankier Thomas Hope. Deze bezat naast het hier afgebeelde huis een fraai buitenhuis bij Haarlem. Op de brug is een sleepkoets te zien, vervoermiddel voor welgestelde Amsterdammers.
Hope had in 1751 een rapport opgesteld met voorstellen om de economie te verbeteren. Zijn voorstellen verdwenen in een la; hetzelfde gebeurde met voorstellen om de VOC een betere financiële basis te geven.
Dit schilderij laat de Keizersgracht zien tussen het Molenpad (links op de voorgrond) en de Runstraat (ter hoogte van de eerste brug op de achtergrond). Het huis waarvoor het gearmde paar staat is vanaf 1822 de woning geweest van Adriaan van der Hoop (1778-1854). Van der Hoop was bankier en kunstverzamelaar, die het merendeel van zijn verzameling in het tweede kwart van de 19de eeuw bijeenbracht. Na zijn dood liet hij zijn kollektie na aan de stad Amsterdam.
Het schilderij was, toen Van der Hoop het verwierf, aan Jan ten Compe toegeschreven.