De voorstelling zinspeelt op de standvastigheid der Amsterdamse burgemeesters.
In een brede ronde boogpoort op de voorgrond, twee geharnaste figuren, waarvan de rechter een helm, de linker een tulband draagt, terzijde soldaten, links een hond. Talrijke lichteffecten op de grotendeels goudkleurige kleding van de beide hoofdfiguren; rechts is voorste gedeelte van een olifant zichtbaar. Weergegeven het bij Plutarchus voorkomende verhaal, Pyrrhus tracht Gaius Fabricius aan het schrikken te brengen door plotseling een olifant te doen verschijnen. Doch Gaius, hoewel hij nog nooit een olifant gezien had, antwoordt: "dan al stille lachende..., noch gister tgout, noch heden de beeste hebben mij beweecht".
Herkomst
Verzameling John Tattersall, Enschede, 1926; veiling John Tattersall, Enschede (Jac. Cohen), 12 oktober 1937, nr. 302; veiling Amsterdam (Mak van Waay), 23 mei 1967, nr. 222; schenking aan AHM, 1967
In de collectie Oude Meesters van de Stad Amsterdam behoort Ferdinand Bol tot de best vertegenwoordigde kunstenaars. Deze twee olieverfschetsen zijn misschien niet de meest prestigieuze proeven van Bols kunst maar ze zijn wel zeer dicht bij het centrum van de stedelijke macht ontstaan. Het zijn voorstudies voor een van Bols belangrijkste opdrachten: een schoorsteenstuk voor het Burgemeestersvertrek in het nieuwe Stadhuis op de Dam, waar het zich nog altijd bevindt.
Afgebeeld is de geschiedenis van de Romeinse bevelhebber Caius Fabricius Luscinus, zoals verteld door Plutarchus (ca. 46-na 120), in diens Leven van Pyrrhus. De afgebeelde episode speelt tijdens de veroveringen van de Romeinen in Zuid-Italië, omstreeks 280 v. Chr.. Koning Pyrrhus van Epinus is de Griekse steden in het zuiden te hulp geschoten in hun strijd tegen Rome. Dankzij zijn uitstekende cavalerie en de inzet van olifanten heeft hij in korte tijd grote delen van het land veroverd maar daarbij tevens grote verliezen geleden. Na de Slag bij Heraclea (280) trekt een gezantschap onder leiding van Caius Fabricius Luscinus naar het legerkamp van Pyrrhus om te onderhandelen over krijgsgevangen. Plutarchus vertelt hoe de koning hem probeert te paaien met goud, dat echter door Fabricius wordt geweigerd. De volgende dag beveelt Pyrrhus een olifant achter een gordijn te verbergen, met de bedoeling om de man, die nog nooit een olifant heeft gezien, schrik toe te brengen. Tijdens hun gesprek wordt het gordijn weggetrokken, waarop het dier onder luid getrompetter zijn slurf heft tot boven het hoofd van Fabricius. De consul echter richt zich kalm tot zijn gastheer en zegt met een glimlach: ‘Uw goud maakte gisteren geen indruk op mij en vandaag uw dier evenmin’ (Pyrrhus XX, 2).
Dit is het moment dat op beide studies van Bol is uitgebeeld. Vertellingen uit de Romeinse Republikeinse geschiedenis werden zeer geschikt geacht als onderwerp voor schilderijen die het nieuwe stadhuis van de belangrijkste stad van de Republiek zouden decoreren. Door zich te spiegelen aan Fabricius’ onverschrokkenheid en soberheid, droegen de burgemeesters, die zich graag met de consuls vereenzelvigden, hun eigen burgerdeugd uit en konden aldus hun machtspositie legitimeren.
De twee olieverfschetsen geven, samen met twee eerdere tekeningen, een uniek kijkje in Bols ontwerpproces, om niet te zeggen bij zijn worsteling met de ordonnantie van de voorstelling. In de eerste tekening is het verhaal gesitueerd in een enorme hal, met doorkijk naar buiten. Fabricius en Pyrrhus bevinden zich in de onderste helft van de voorstelling, op gelijke hoogte met de olifant, de menigte soldaten en andere toeschouwers. Vervolgens zijn in een tweede studie de twee hoofdpersonen, inclusief olifant en de luistervinken rechts, door de kunstenaar op een verhoogd plan weergegeven, waardoor ruimte is ontstaan voor een fraaie trappenvlucht met tal van voorgrondfiguren. Deze tekening zal ten grondslag hebben gelegen van de eerste olieverfschets, die de scène evenwel in spiegelbeeld weergeeft en waarin de doorkijk heeft plaatsgemaakt voor een gebogen wand met een koepel.
Fabricius en Pyrrhus zijn nu al beter van elkaar te onderscheiden. Het groepje van twee soldaten is letterlijk overgenomen van de tekening. De jongetjes en de hond op de trap, die op de tekening in een laat stadium zijn toegevoegd, hebben een prominentere plaats gekregen. Lijkt in de beide tekeningen Fabricius slechts een van de velen die onverschillig blijven bij het zien van de olifant, op het schilderij heeft Bol met de reactie van de jongens, de weglopende soldaat naast hen en de twee gebarende figuren rechts, een element van emotie toegevoegd. De twee olieverfschets lijkt in eerste instantie een stap terug, aangezien de trap is verdwenen. Daarentegen is de centrale groep vergroot en beter uitgelicht, waarbij de Romeinse consul van Bol een uitgesproken actieve rol heeft gekregen. Niet alleen richt hij het woord tot Pyrrhus maar ook bevindt hij zich nu dichter bij de dreigende olifant, daarmee zijn onverschrokkenheid etalerend. Dit in tegenstelling tot de soldaten, die danig onder de indruk zijn van de onverwachte verschijning. Het is deze schets die op zeker moment door Bol aan zijn opdrachtgevers zal zijn gepresenteerd, getuige de oorspronkelijke, fraai geornamenteerde lijst waarin het schilderij was gevat.
In de uiteindelijk gerealiseerde voorstelling is de scène definitief gesitueerd in de buitenlucht. De twee hoofdpersonen en de olifant zijn door Bol gehandhaafd, zij het in spiegelbeeld, waarbij de belichting van de groep nog steeds van rechts komt, overeenkomstig de natuurlijke lichtinval. De dikhuid maakt wederom zijn opwachting vanuit een tempelachtig gebouw; alleen de boog is verdwenen. Van de eerdere voorstudie heeft de schilder de trappartij overgenomen met daarop een van de jongens, de omhoogkijkende hond en de wegsnellende soldaat. Dit geldt ook voor de man rechts in het rood met de handen op de rug, en enkele bijfiguren. Nieuw zijn de positie van het verschrikte jongetje op de trap, de soldaat die angstig zijn schild ophoudt en de bebaarde oude heer rechts. Ook heeft de olifant een zwarte begeleider gekregen. ( Norbert Middelkoop)
Catalogus AHM 1975/'79
Een door Schneider gepubliceerde voorstudie voor Bols gesigneerde en 1656 gedateerde schoorsteenstuk in het Eurgemeestersvertrek in het voormalig stadhuis, nu Koninklijk Paleis. Afgebeeld is hoe de Romeinse consul Gaius Fabritius Luscinus zich niet van zijn stuk laat brengen door een trompetterende olifant, die koning Pyrrhus plotseling van achter een gordijn te voorschijn laat brengen. De Romeinen zijn in oorlog met Pyrrhus en Fabritius is voor onderhandelingen naar diens legerkamp gekomen. De vorige dag had Pyrrhus, evenzeer tevergeefs, gepoogd Fabritius’ met goud om te kopen. Fabritius' onomkoopbaarheid en onverschrokkenheid moesten tot voorbeeld dienen voor de vergaderende burgemeesters en coude-burgemeesters. Tegelijk moesten de bezoekers van het stadhuis ervan overtuigd raken, dat de regeerders van Amsterdam even onomkoopbaar en onverschrokken waren als Fabritius.
Deze olieverfschets is vermoedelijk de op één na laatste van de vijf nog bewaarde voorstudies die Bol tussen ca. 1652 en 1656 voor het schoorsteenstuk maakte. Boven Fabritius' rechter hand is een pentiment zichtbaar, waaruit blijkt dat Bol die hand oorspronkelijk iets hoger had gedacht, met een scheef naar boven wijzende vinger (zie uitvoeriger: Blankert, met afbeeldingen van de andere voorstudies, en cat.nr. 66). ( Albert Blankert)
Tentoonstellingstekst
Deze schets is een voorstudie voor een schilderij dat Ferdinand Bol in 1656 maakte voor het burgemeestersvertrek in het nieuwe
Stadhuis op de Dam. Het schilderij toont het moralistisch verhaal van de standvastige Romeinse consul Fabricius. Bijbelverhalen en verhalen uit de Romeinse geschiedenis vormden belangrijke thema’s van het decoratie-programma voor het Stadhuis, waarvan de bouw in 1648 een aanvang nam. De Romeinse consul Gaius Fabricius Luscinus (consulaat ca. 280 v.Chr.) bezocht tijdens een oorlog het vijandige legerkamp van koning Pyrrhus van Epirus voor onder handelingen. Nadat de koning hem tevergeefs had geprobeerd om te kopen, trachtte hij Fabricius schrik aan te jagen met de plotselinge verschijning van een olifant. De consul liet zich echter niet intimideren. Zijn onomkoopbaarheid en standvastigheid moesten de burgemeesters tot voorbeeld strekken.
Tentoonstellingstekst
Twee van de vijf bekende voorstudies voor het schoorsteenstuk dat Bol in 1656 voor het burgemeestersvertrek in het stadhuis maakte. De Romeinse consul Gaius Fabritius Luscinus bezoekt tijdens een oorlog het vijandige legerkamp van koning Pyrrhus van Epirus om onderhandelingen te voeren. Eerst probeert Pyrrhus hem met kostbaarheden om te kopen. Als dat niet lukt, tracht hij hem de schrik aan te jagen met de plotselinge verschijning van een olifant.
Fabritius laat zich niet intimideren en zijn onomkoopbaarheid en standvastigheid moesten de Amsterdamse burgemeesters tot voorbeeld strekken.
Ferdinand Bol, geboren in dordrecht, heeft tussen 1635 en 1641 een leertijd doorgemaakt bij Rembrandt in Amsterdam en bleef daar tot zijn dood wonen. Hij was portret- en historieschilder.