signatuur/datering r.o. op stoeprand: H Pothoven, ft A° 1777
etiket (1) achterzijde op het doek: Jan de Groot, geboren te Amsterdam 20 oct.1733, overleden aldaar etc. etc.
tekst (2) achterzijde op het doek: krantenknipsel met reproductie van de tekening van J.M.A. Rieke, van de huizen aan de Keizersgracht tegenover de Westermarkt
tekst (1) achterzijde op lijst: knipsel veilingcatalogus
tekst (2) achterzijde op lijst: L/MC(onderstreept)/4
aankoop 1977-02
inv.nr. SA 36693 in depot
Mannelijke figuur geheel in zwart gekleed, meisje in lichtblauw met rose linten, vrouwelijke figuur in open raam in groen met witte kraag en muts. Rechts blik in de gang (de deur staat open) en in de kamer waar de wanden met een rode bloemige bespanning bekleed zijn, waarop vergulde lijsten (ws. met spiegels) met elk een dubbele kaarsenhouder. Hardstenen onderpui en trap met groen geschilderde leuning; bakstenen muren met lichtbruin geschilderde kozijnen.
Herkomst
J. de Groot, Amsterdam, tot 1801; vererfd aan D.C. Jamin de Groot, tot 1814; vererfd binnen de familie; aangekocht uit Zwitsers particulier bezit, 1977
Op 20 december 1804 kwam de kunstcollectie onder de hamer van een van de belangrijkste Amsterdamse verzamelaars van de achttiende eeuw, de uitgever, boekhandelaar en loterijhouder Jan de Groot (1733-1801). Hij had in 1769 de boekhandel van zijn vader in de Kalverstraat (nu nr. 10) voortgezet en uitgebreid met een loterijkantoor. Deze winkel is door Isaac Ouwater geschilderd in opdracht van De Groot. Na de verkoop van zijn handel in 1790 legde De Groot zich meer toe op zijn kunstverzameling. Deze bewaarde hij in zijn woonhuis aan de Keizersgracht, tegenover de Westermarkt (voorheen nr. 187). De voorgevel van het huis vormt het decor van dit bijzondere portret, dat door Hendrik Pothoven werd geschilderd in 1777, het jaar waarin De Groot het pand betrok als huurder.
De verhuizing vormde wellicht de aanleiding tot de opdracht aan Pothoven, van wie De Groot ook stadsgezichten bezat. Toen hij het pand in 1777 betrok, was het reeds bijzonder rijk gedecoreerd; bekend is vooral de zogenaamde mahoniehouten kamer – een vroeg Nederlands voorbeeld van een interieur in rococo-stijl. Op het schilderij is de heer des huizes samen met zijn 9-jarige dochtertje Margaretha Elisabeth (1768-1814) afgebeeld. Zijn eerste vrouw Aletta Steenbergen was vijf jaar eerder overleden; de dame op de achtergrond kan als Margaretha Steenmulders (ca. 1705-1777) worden geïdentificeerd, de moeder van de opdrachtgever. Haar beeltenis is waarschijnlijk bedoeld als postuum eerbetoon. De Groot betrok het huis stellig na 16 juni 1777, de dag waarop de vorige eigenaar was overleden. Zijn moeder was echter al op 21 mei 1777 begraven. Van de figuur van De Groot is een getekende voorstudie bewaard. Een familiegroep bij de voordeur is uitzonderlijk in de portretkunst. Het is niet uit te sluiten dat Pothoven Jan Steens bekende “Burger van Delft” heeft geparafraseerd, een schilderij dat zich vóór 1808 in Amsterdam bevond.
Jan de Groot moet verknocht zijn geweest aan het pand want in 1780, het jaar waarin hij hertrouwde met Elisabeth Lucretia Rambonnet, liet hij de achtergevel en de (geprojecteerde) tuin vastleggen door Jonas Zeuner. Een jaar later kon hij het huis aankopen, waarna hij het interieur verder liet verfraaien met behangselschilderingen door Jurriaan Andriessen . Na de dood van De Groot in 1801 werd het portret door Pothoven, evenals de achterglasschildering van de Zeuner, buiten de veiling van de kunstverzameling gehouden. Margaretha Elisabeth de Groot trouwde in 1788 met Diederik Caspar Jamin jr. (overl. 1814), via wiens familie het is vererfd. Het huis Keizersgracht 187 zou in 1895 worden afgebroken in verband met de aanleg van de Raadhuisstraat. ( Norbert Middelkoop)
Catalogus Kopstukken 2002-'03
Op 20 december 1804 kwam de kunstcollectie onder de hamer van een van de belangrijkste Amsterdamse verzamelaars van de achttiende eeuw, de uitgever, boekhandelaar en loterijhouder Jan de Groot (1733-1801). Hij had zijn boekhandel en loterijkantoor in de Kalverstraat, bij de Dam. Zijn kunstverzameling bewaarde De Groot in zijn woonhuis aan de Keizersgracht nr. 187, tegenover de Westermarkt. Toen hij het pand in 1777 betrok, was het reeds bijzonder rijk gedecoreerd; bekend is vooral de zogenaamde mahoniehouten kamer – een vroeg Nederlands voorbeeld van een interieur in rococo-stijl. De voorgevel van het huis vormt het decor van dit bijzondere portret dat door Hendrik Pothoven werd geschilderd in het jaar waarin De Groot het pand huurde van de erven Jacob de Clercq. Zijn verhuizing vormde wellicht de aanleiding tot de opdracht aan Pothoven, van wie hij ook stadsgezichten bezat.
De Groot is samen met zijn 9-jarige dochtertje Margaretha Elisabeth (geb. 1768) afgebeeld. Zijn eerste vrouw Aletta Steenbergen was vijf jaar eerder overleden; de dame op de achtergrond moet wellicht als de moeder van de opdrachtgever worden geïdentificeerd. Van de figuur van De Groot is een getekende voorstudie bewaard. Een familiegroep bij de voordeur is uitzonderlijk in de portretkunst. Het is niet uit te sluiten dat Pothoven Jan Steens bekende Burgemeester van Delft en zijn dochter heeft geparafraseerd, een schilderij dat zich vóór 1808 in Amsterdam bevond.
Jan de Groot moet verknocht zijn geweest aan het pand want in 1780, het jaar waarin hij hertrouwde met Elisabeth Lucretia Rambonnet, liet hij de achtergevel en de (geprojecteerde) tuin vastleggen door Jonas Zeuner. Een jaar later kon hij het huis aankopen, waarna hij het interieur verder liet verfraaien met behangselschilderingen door Jurriaan Andriessen. Evenals de Zeuner werd het portretje door Pothoven buiten de veiling van 1804 gehouden. Margaretha Elisabeth de Groot trouwde in 1788 met Diederik Caspar Jamin jr. (overl. 1814), via wiens familie het is vererfd. Het huis Keizersgracht 187 werd in 1895 afgebroken in verband met de de aanleg van de Raadhuisstraat. ( Norbert Middelkoop)
Tentoonstellingstekst
De voorgevel van Keizersgracht nr. 187 vormt het decor van dit portret van de boekhandelaar en kunstverzamelaar Jan de Groot (1733-1801) met zijn 9-jarige dochtertje Margaretha Elisabeth en zijn moeder, Margaretha Steenmulders.
De Groots verhuizing naar het monumentale pand aan de Keizersgracht in 1777 vormde wellicht de aanleiding tot de opdracht aan Hendrik Pothoven. Van deze schilder had hij enkele stadsgezichten in zijn kunstcollectie, die zich bevond in het afgebeelde huis. Aangezien Margaretha Steenmulders overleed in het voorjaar van 1777, is haar portret misschien na haar dood geschilderd. Dochter Margaretha Elisabeth trouwde in 1788. Na de dood van haar vader kwam in 1804 zijn verzameling onder de hamer, maar dit schilderij bleef in de familie. ( Norbert Middelkoop)