Dit schilderij maakt deel uit van een zesluik, gewijd aan Aletta Jacobs (1854-1929), feministe van het eerste uur. Dit portret staat voor haar studie medicijnen aan de Rijksuniversiteit van Groningen (1871-1878).
Ook voor meisjes uit rijkere milieus was werken taboe. Een vrije keuze was er niet; het was trouwen en kinderen krijgen. Studeren was alleen voorbehouden aan de jongens, ook al bood de Hogere Burgerschool (HBS) ook toegang tot jongens uit de middenklasse. Aletta Jacobs studeerde in 1878 af als eerste vrouwelijke arts, en ze ging haar vak ook uitoefenen. Ze hield praktijk aan de Herengracht, waar ze éénmaal per week een gratis spreekuur hield voor de armen. Om een bijdrage te leveren aan de strijd tegen de armoede introduceerde zij het gebruik van voorbehoedsmiddelen. Daardoor zouden arme echtparen het kindertal kunnen beperken. ( Jacqueline Grandjean)