Tentoonstellingstekst
De brand van het stadhuis in 1652, Jan Beerstraten (1622-1666)
In de nacht van 7 juli 1652 ontstond er brand in het stadhuis op de Dam. Met man en macht werd er geprobeerd de brand in het oude gebouw te blussen. Niet omdat het gebouw behouden moest worden, maar omdat de wisselbank hier gevestigd was en omdat de omliggende panden bedreigd werden. In 1648 was men al begonnen met de bouw van het nieuwe stadhuis. De steigers zijn op de achtergrond te zien. Het oude stadhuis moest nog worden gesloopt. Een tijdgenoot meldde dat ‘het Afbreeck-gelt was verspaert en dat soo een vermaerde Stadt niet langer een Richt-huys van hout maer een Capitolium van Marmer verdiende.’
Vier maanden na de doorbraak van de Sint Anthonisdijk bij Houtewael (zie hiernaast) diende de volgende ramp zich aan. De Hollantse Mercurius beschreef het in zijn jaaroverzicht van 1652: ‘Den 7 july ’s nachts ten twee uren is ’t oude Stadthuys tot Amsterdam omtrent het Toorentje in brant geraeckt.’ Het zou niet alleen bij het torentje blijven; het gebouw werd bijna volledig in de as gelegd. Toch zullen weinig Amsterdammers lang getreurd hebben om het verlies van het gebouw, want, zoals de Hollantse Mercurius even verder opmerkt: ‘De schade wiert begroot te wesen dat het Afbreeck-gelt was verspaert.’ In 1648 was er al begonnen met de bouw van een nieuw Stadhuis. Achter de Waag (geheel rechts) zijn de steigers van die bouw goed te zien. Het oude gebouw dat op dit schilderij in vlammen opgaat, stond op de nominatie voor sloop.
Het dramatische gezicht dat Beerstraaten ons voorschotelt, laat niets van die berusting zien. Op de Dam zijn velen in rep en roer om te blussen, de naastgelegen panden te beschermen en spullen uit het Stadhuis te redden. Vanaf het Damrak tot het Stadhuis worden emmers water doorgegeven. Over de gevels bij de ingang van de Kalverstraat zijn natte lakens gehangen. ( Tom van der Molen)
Catalogustekst
‘Den 7 July ’s nachts ten twee uren is ’t oude Stadthuys tot Amsterdam omtrent het Toorentje in brant geraeckt, onseecker hoedanigh, en de wijl het meest hout was, liep de vlam na de Wissel-banck, daer ’t Vuur gestuyt en, alsoo ’t niet seer waeyde, vest geweert wiert. De vlijt van sommige was hier soo groot, dat sy in ’t heetste branden na de Griffien liepen, rucken van daer ’t gunt ten dienst der Stadt beter bewaert als vernielt diende. Seecker gau Man vloog na de Wees-kamer en, alhoewel die in ’t Vuur stont en layde, greep hy armen vol Papieren en Registers en, die ter Venster uytsmijtende, soo salveerde hy hem met een Tou aen den Tooren, want de Trappen waer langs hy opgekomen was, waren alreede verbrant, en stracks daer aen viel den heelen bras in, waer op hy hadde gestaen. Andere, die meer op hun bysonder als op ’t gemeen voordeel sagen, hadden veel Gelts uyt de Bancken elders gepackt, meynende daer mede wegh te raken; doch zijn van de Soldaten gevat en gevisiteert. Des morgens is ’t Gelt in verseeckerde plaetsen uyt de Wissel-bank gebracht, als mede de gebergde Papieren en Boecken. De schade wiert begroot te wesen dat het Afbreeck-gelt was verspaert en dat soo een vermaerde Stadt niet langer een Richt-huys van hout maer een Capitolium van Marmer verdiende.’
Het oude stadhuis van Amsterdam én de brand die het gebouw in de zomer van 1652 onherstelbaar beschadigde, zijn veelvuldig geschilderd. De talrijke portretten van het gebouw die werden gemaakt toen het gebouw er niet meer stond, dienden niet alleen de herinnering maar onderschreven tevens de noodzaak van een groter, nieuw stadhuis, waarvan de bouw al ruimschoots vóór de brand was begonnen. In bovenstaand verslag van kort na de brand wordt niet alleen de nadruk gelegd op de heldhaftige pogingen om de belangrijkste papieren in veiligheid te brengen maar ook op de wenselijkheid van een ‘een Capitolium van Marmer’, dat beter bij de ‘vermaerde Stadt’ zou passen dan ‘een Richt-huys van hout’. Beerstraten bracht het gebouw verschillende malen in beeld: in ongeschonden staat, tijdens de brand en erna. Beerstraten baseerde dit schilderij, een van zijn monumentaalste composities, op een studietekening die hij op de dag ná de brand maakte vanaf een steiger in het Damrak. Op het schilderij voegde hij dus de brand toe, waarvan hij wellicht ooggetuige is geweest. ( Norbert Middelkoop)
Tentoonstellingstekst
Op de vroege ochtend van 7 juli ontstond er brand in het oude stadhuis. Een paar dappere Amsterdammers durfden het brandende gebouw in te gaan en keerden terug met boeken en papieren uit de secretarie. Eén liep zelfs naar de eerste verdieping en smeet papieren van de weeskamer omlaag; met een touw wist hij zich vervolgens te redden, want langs de trap terugkeren kon niet meer. Het stadsbestuur had inmiddels de Dam laten afzetten. In het stadhuis was namelijk de Wisselbank gevestigd. Onverlaten die naar binnen waren gegaan om geld te stelen, werden opgepakt en gefouilleerd. De hitte van de brand was verschrikkelijk. Een paar dagen na de brand werden aaneengesmolten klompen geld ter waarde van dertigduizend gulden en meer uit de puinhopen uitgegraven "eveneens als uit de mijnen van Peru". Een deel van de geldklompen van zilveren rijksdaalders werd pas van de hand gedaan in 1664, toen de opgelopen prijs van ongemunt zilver verkoop de moeite waard maakte. De natte witte zeilen links dienden om te voorkomen dat overspringende vonken brand zouden veroorzaken. De primitieve blusmethode, een rij mannen die elkaar emmertjes water doorgaven, was voor Jan van der Heyden aanleiding tot het ontwikkelen van zijn brandspuit.
Tentoonstellingstekst
Dit schilderij is gebaseerd op een studietekening die Beerstraten op de dag ná de brand maakte. De schilder voegde daaraan op doek dus de brand toe.
Tentoonstellingstekst
Op de vroege zondagochtend van 7 juli 1652 ontstond er brand in het oude stadhuis. In het oude gebouw verspreidde het vuur zich razendsnel.Snel werd de Dam afgezet, want in het stadhuis was tevens de Wisselbank gevestigd. De hitte van de brand was verschrikkelijk. Een paar dagen later werden de aaneen gesmolten klompen geld uit de puinhopen uitgegraven. Enorme rookwolken stijgen op uit het brandende gebouw. Mannen hebben rijen gevormd en geven emmertjes water door. De natte, witte zeilen links van het stadhuis dienen om te voorkomen dat overspringende vonken brand veroorzaken. Overigens zette Beerstraten de topografische situatie enigszins naar zijn hand om de brand op spectaculaire wijze weer te geven.