inv.nr. SA 41176 te zien in Amsterdam Museum aan de Amstel
(Pop-art) collage, met portretten van bekende Provo's uit de jaren 60 van de 20ste eeuw en schilderijen van de Cobra-groep. Voorgestelde personen: golvende man in rood: Robert Jasper Grootveld (de anti-rookmagiër), middenboven: Gerrit Lakmaker, midden: Bernard de Vries, rechtsonder: Bart Hughes.
De voorstelling bestaat uit portretten van vooraanstaande Provo’s en fragmenten uit Cobra-kunstwerken. Linksboven is de Vrijheidsschreeuw van Karel Appel afgebeeld. Verder onder meer een grillige rookpluim (anti-rookmagiër Robert Jasper Grootveld), het hoofd in het midden van Bernard de Vries, en rechtsonder Bart Huges die een gaatje in zijn schedel boort met de bedoeling zijn geest te verruimen. De portretten zijn gebaseerd op foto’s, die waarschijnlijk gemaakt zijn door Cor Jaring. ( Anneke van de Kieft)
Cobra en Provo: Twee tegenbewegingen op één doek
Tegenbewegingen in de maatschappij of de kunstwereld kunnen de gevestigde orde helemaal op zijn kop zetten, al is het maar voor even. Twee van zulke 20ste-eeuwse bewegingen zijn de ‘kinderlijke’ kunstenaarsgroep Cobra en het tegendraadse Provo. De IJslandse kunstenaar Erró brengt beide eigenwijze stromingen op één doek samen.
In 1948 verenigen kunstenaars uit drie Europese steden zich onder één naam: CoBrA (afkorting voor Kopenhagen, Brussel en Amsterdam). Met experimentele schildertechnieken en onderwerpen uit de fantasie behelst deze stroming iets totaal nieuws. Cobra-kunstenaars zoals Karel Appel, Pierre Alechinsky en Asger Jorn geven de voorkeur aan emotie en instinct boven verstand, waardoor hun werk door de gevestigde kunstwereld als kinderachtig ‘geklodder’ wordt afgedaan. Toch betekenen hun kleurige doeken een revolutie in de moderne kunst. Een jaar na oprichting van Cobra organiseert het Stedelijk Museum te Amsterdam zelfs een tentoonstelling, geheel gewijd aan de spontane, soms naïeve schilderijen.
Waar Cobra zich in de late jaren veertig en vijftig met een nieuw soort kunst afzet tegen de maatschappelijke orde, doet de rebelse beweging Provo dit in de jaren zestig met happenings. Provo is een tegenbeweging: tégen het Hollandse regentendom, tégen de moderne consumptiemaatschappij, tégen het koningshuis en vooral tégen het klootjesvolk, die grijze massa van hersenloze meelopers. Het beeld het Lieverdje op het Spui wordt het hart van de beweging. Met extravagante ‘happenings’ trekken de provo’s niet alleen de aandacht van de Amsterdamse politie, maar ook van jongeren uit de hele wereld. Het is het begin van een nieuwe tijd, waarin persoonlijke expressie centraal staat.
Erró (Guðmundur Guðmundsson, geb. 1932) brengt deze culturele bewegingen, die hij als typerend ziet voor de stad Amsterdam, in een bijzondere collage samen. De collage maakt onderdeel uit van zijn serie ‘La Peinture en groupes’, waar hij in 1966 en ’67 aan werkt. In deze serie combineert Erró vaak op een humoristische manier beeltenissen van culturele bewegingen uit de twintigste eeuw, bijvoorbeeld kubisme, surrealisme en pop art. Soms sluiten de werken aan op de sociaalhistorische gebeurtenissen uit die tijd.
Het schilderij Cobra en Provo (1966) maakt Erró in tegenstelling tot wat men zou verwachten niet in Amsterdam, maar in Parijs, waar hij sinds 1958 woont. Hier raakt Erró bevriend met een aantal Cobra-kunstenaars, in het bijzonder met de Belgische Pierre Alechinsky en de Deense Asger Jorn. Ook maakt hij kennis met een aantal Provo-leden. Vooral Provo’s Witte Fietsenplan (een openbaar systeem van leenfietsen) blijft hem nog lang bij. Waarschijnlijk brengen de overeenkomsten tussen de twee revolutionaire bewegingen Erró op het idee om ze tot één werk te combineren. Een jaar later wordt het schilderij tentoongesteld in Galerie Krikhaar te Amsterdam, verzamelplaats van toonaangevende kunst.
De voorstelling verbeeldt de twee tijden van maatschappelijke verandering door portretten van vooraanstaande Provo-leden te combineren met werken van Cobra-kunstenaars Corneille, Constant, Alechinsky, Anton Rooskens en Karel Appel (Vrijheidsschreeuw (1948), linksboven). Het resultaat is een compositie die enigszins doet denken aan de kleurrijke glas-in-lood ramen in kerken. De golvende man in rood is anti-rookmagiër Robert Jasper Grootveld, die hier zelf verdacht veel weg heeft van een grillige rookpluim. Het paarse hoofd in het midden is van Bernard de Vries, de eerste Provo in de Amsterdamse gemeenteraad. Boven hem kijkt het groene gezicht van Gerrit Lakmaker (‘Gekke Gerrit’) de toeschouwer indringend aan. Rechtsonder is te zien hoe Bart Huges een gaatje in zijn schedel boort met als doel zijn geest te verruimen.
De portretten zijn gebaseerd op foto’s, die waarschijnlijk gemaakt zijn door fotograaf Cor Jaring tijdens happenings in Amsterdam. De foto middenonder is zeker door Cor Jaring gemaakt. Hier is te zien hoe een politieagent met zijn wapenstok een Provo-lid slaat. Deze gebeurtenis speelt zich af op 19 maart 1966, als Jan Wolkers een fototentoonstelling opent bij uitgeverij Polak en Van Gennep aan de Prinsengracht. In de tentoonstelling hangen foto’s van het politieoptreden tijdens het huwelijk van Beatrix en Claus negen dagen eerder. Uiteraard trekt dit onderwerp de belangstelling van Provo en veel andere jongeren, die in drommen naar de opening komen. Het is druk op de gracht en de politie begint zonder duidelijke aanleiding op de jongeren in te beuken. De rel is slechts één voorbeeld van het strenge politieoptreden tegen Provo. Door de scène in het hart van het schilderij te verwerken, maakt Erró niet alleen het rebelse karakter van Provo, maar ook de heftige reactie van de autoriteiten voor iedereen zichtbaar. ( Sarah Remmerts de Vries)