signatuur/datering op draagband degenschede: fecit a. de vries 1633
bruikleen 1962-11-09
inv.nr. SB 4846 in depot
Zeven hoofden op een van links naar rechts afdalende lijn van donkergeklede en witgekraagde personen ten voeten uit afgebeeld, waarvan de drie rechtsen zittend, de overigen staand en de middelste meer op de achtergrond met genegen hoofd, de hoed lichtend, die door alle anderen wordt opgehouden. Naast de laatste komt van achter de drie staanden het en profil geziene figuurtje van een in rode rok gekleed klein weesmeisje te voorschijn, dat de meest rechts gezeten regent fixeert, die uitgezakt op zijn stoel met de punt van zijn stok op haar wijst. De regent naast deze maakt een bereidwillig gebaar naar de kleine, zonder het aan te zien. Op wit-zwart betegelde vloer tegen donkere grauwe achtergrond.
De opdracht voor dit schilderij werd gelijktijdig gegeven met het groepsportret van Jacob Backer (nr. 7). Afgebeeld zijn de regenten die verantwoordelijk waren voor de belangrijke verbouwing van het weeshuis in de jaren 1630-1634. De binnenvader neemt zijn hoed voor hen af en leidt een weesmeisje binnen. ( Norbert Middelkoop)
Catalogustekst
De grootscheepse verbouwing en uitbreiding van het Burgerweeshuis in de jaren 1632-’35 vormde ongetwijfeld de aanleiding tot de opdrachten voor groepsportretten van de zittende regenten en regentessen. Het gebouwencomplex, waar tegenwoordig het Amsterdams Historisch Museum is gevestigd, had er een representatieve regentenkamer bijgekregen, die uitkeek op een flinke binnenplaats. In deze ruimte zijn de schilderijen hoogstwaarschijnlijk na voltooiing geplaatst. Ze zijn er nog altijd te bewonderen. Overigens is Jan Wagenaar in 1765 de eerste die ze daar beschrijft.
Op het schilderij van de regenten door Abraham de Vries zijn van links naar rechts geportretteerd: Gerrit Pietersz Schaep (1599-1655) Gerbrant Claesz Pancras (1591-1649, Nicolaes van Campen (1586-1638), Frans de Neve (1594-1644), Cornelis Jacobsz Wayer (1583-1654) en Nicolaes Hasselaer (1593-1635). De laatste vier komen eveneens voor op een zilveren tazza uit 1635, door de zittende regenten geschonken aan hun meestertimmerman, in dank voor de bewezen diensten. De in het zilver gegraveerde figuren zijn overgenomen van het schilderij en voorzien van namen, waarmee hun identiteit vaststaat. Van de twee meest linkse regenten bezit het AHM andere, vergelijkbare portretten.
Abraham de Vries was enkele jaren werkzaam in de Zuidelijke Nederlanden, voordat hij - wellicht speciaal voor de opdracht - naar Amsterdam kwam. Deze had hij misschien te danken aan de regent Nicolaes van Campen, die door hem in 1632 was geportretteerd. De invloed van Van Campen in het college blijkt uit de alom veronderstelde betrokkenheid van zijn achterneef Jacob van Campen, toen nog aan het begin van diens carrière als architect, bij het ontwerp voor de uitbreiding van het Burgerweeshuis. Later zou Jacob ook de Amsterdamse Schouwburg ontwerpen (1637-’38), waarvan Nicolaes de bouwmeester was. De datering op het schilderij is als ‘1633’ of ‘1635’gelezen. In het eerste geval zou het schilderij al zijn opgeleverd ruimschoots vóór de eerste steenlegging op 4 april 1634. Afgezien van de leesbaarheid van het laatste cijfer – eerder een ‘3’ dan een ‘5’ – pleit voor 1633 het feit dat Schaep en Pancras in 1635 niet langer regent waren, reden waarom ze op de genoemde tazza ontbreken.
Opmerkelijk aan de compositie is dat er drie regenten staan en drie zitten, waarmee het door Van der Voort geïntroduceerde schema bewust is verlaten. De traditionele vergadertafel is terzijde geschoven. De gesuggereerde handeling volgt op het binnenleiden van een weeskindje door de oude portier, die zijn hoed afneemt. Frans de Neve, die de twee als eerste heeft opgemerkt, wendt zich tot de regenten aan tafel. Cornelis Wayer en Nicolaes Hasselaer lijken door hun blikrichting en gebaren het gespreksonderwerp door te geven aan de groep links, waar Schaep het op zijn beurt bespreekt met zijn twee mederegenten. Van hen legt Pancras de verbinding naar de toeschouwer. De boodschap is duidelijk: het weeskindje is bij deze heren in goede handen. ( Norbert Middelkoop)
Tentoonstellingstekst
Op de achtergrond een binnenvader, die zijn hoofd ontbloot. Tussen de regenten een weesmeisje.
Catalogus AHM 1975/'79
Moes zowel als De Vries en Unger vermelden het jaartal als 1635. Bij Haak en in de museuminventaris wordt het als 1633 opgegeven. De voorgestelde regenten zijn (volgens traditie v.l.n.r.): Mr. Gerard Pietersz. Schaep (1599-1655; regent vanaf 1631), Gerbrand Claesz. Pancras (1591-1649; regent vanaf 1629), Nicolaes van Campen (1586-1638; regent vanaf 1631), Frans de Neve (1594-1644; regent vanaf 1624), Cornelis Jacobsz. Wayer (1583-1654; regent vanaf 1631) en Nicolaes Hasselaer (1593-1635; regent vanaf 1622) (zie de lijst van regenten bij WAGENAAR II, blz. 286).
De opstelling is zeer origineel: het idee de regenten op te splitsen in een groep staande figuren aan de ene en een groep zittende aan de andere zijde, met in het midden op de achtergrond als verbindende schakel tussen beide groepen de functionaris (hier de vader van het weeshuis, met een weeskind) is bij mijn weten op geen enkel ander regentenstuk aan te wijzen (vgl. hierover reeds Haak). Wellicht was De Vries ook de eerste die een kind als "attribuut" op een regentenstuk introduceerde (Haak; vgl. cat.nr. 22). ( Albert Blankert)
Amsterdam Museum, bruikleen van Stichting Het Burgerweeshuis - Rooms Catholiek Jongens Weeshuis