Jacob de Wit maakte voor zijn plafonds en schoorsteenstukken getekende ontwerpschetsen en soms schetsen in olieverf. Indien een ontwerp werd uitgevoerd, dan noteerde hij op de achterzijde van de tekening voor wie en wanneer hij het ontwerp had geschilderd. De Wit heeft veel van zijn ontwerpschetsen zelf gehouden, wat blijkt uit de catalogus van zijn nalatenschap waarin er 80 worden genoemd.
Deze compositie was bestemd voor een niet nader te identificeren mevrouw Smids in Amsterdam. De allegorische voorstelling toont de Schilderkunst en de Architectuur die worden gelauwerd. De Wit beperkte zich vooral tot mythologische en allegorische onderwerpen, die geliefd moeten zijn geweest bij zijn opdrachtgevers. Hij koos meestal voor ‚‚n gezichtspunt, waardoor er duidelijk een onder- en een bovenkant ontstaat. Voor de plafondschilderingen schilderde hij zijn figuren met een perspectivisch verloop van ongeveer 45 graden. Ze zitten of staan op wolken en zijn dikwijls omgeven door zwevende putti. In tegenstelling tot 17de-eeuwse plafondontwerpen zijn die uit de 18de eeuw veel luchtiger, waarbij de figuren minder ruimte in beslag nemen. De plafondontwerpen van De Wit zijn minder sterk illusionistisch dan die van de Italiaanse schilder Andrea Pozzo (1642-1709), wiens werk Jacob de Wit kende van gravures. De Wit heeft ook de barokke plafondontwerpen van de Italiaanse kunstenaar Giovanni
Antonio Pellegrini (1675-1741) gekend, die in 1717-1718 enkele maanden in Amsterdam verbleef, want hij heeft in ieder geval naar zijn werk gekopieerd. Hoewel contemporaine biografen De Wit vergeleken met Pellegrini, valt in de figuren op zijn plafondstukken vooral de invloed van Rubens te bespeuren. ( Leonoor van Oosterzee)