merk verso, links onder: Museum Fodor
: Lugt 1036
nummer verso, rechts onder: 96
legaat 1860-12-24
inv.nr. TA 10207 in depot
Herkomst
Veiling Baartz 1860, p. 14, nr. 341: 'J. Lievens. L'entrée d'un jardin; dans une allée se promènent une femme avec un enfant suivi d'un chien. A la plume' (f 33,-, Lamme) (samen met nr. 340: 'A Bloemaert, L'évêque Wildebrordus', zie : Schapelhouman 1979, p. 7) ; Legaat C.J. Fodor 1860
De Ingang van een Tuin werd in 1860 door Carel Joseph Fodor (1803-1860) aangekocht als een werk van de Leidense Jan Lievens (1607-1674) en deze toeschrijving is tot op heden nauwelijks betwijfeld en nooit afgewezen. Na een leerperiode bij de Leidse schilder Joris van Schooten (ca. 1587-ca. 1651) zette Lievens zijn opleiding voort bij Pieter Lastman (1583-1633) in de jaren 1619 en 1621. In deze periode zou Lievens kennis hebben gemaakt met Rembrandt (1606/7-1669), die waarschijnlijk ook bij Lastman in de leer is geweest. Tussen 1625 en 1631 werkten Lievens en Rembrandt veelvuldig samen, wat ertoe heeft geleid dat Lievens vaak in combinatie met, of in de schaduw van Rembrandt besproken wordt; dit is ook het geval bij De Ingang van een Tuin. Zelfs Constantijn Huygens (1596-1687) noemde Rembrandt en Lievens al “een jong en edel Leids schildersduo”, van wie Rembrandt de meerdere was. In het afgelopen decennium staat Lievens steeds vaker centraal in kunsthistorische literatuur. Hierdoor wordt steeds meer bekend over de post-Leidse periode van Lievens, die zich afspeelde in Engeland, Antwerpen, Amsterdam en Den Haag. Kort nadat Rembrandt naar Amsterdam ging, vertrok Lievens in 1632 naar Engeland om aan het hof te werken. In 1635 ging Lievens naar Antwerpen en in 1644 verhuisde Lievens naar Amsterdam, waar hij, onderbroken door enkele korte reizen tussen 1670 en 1672, zou blijven tot zijn dood op 4 juni 1674.
De datering van De Ingang van een Tuin is tussen 1668 en 1674; in 1668 stierf Lievens’ tweede vrouw en in 1674 overleed Lievens. In deze periode woonde Lievens in Amsterdam maar heeft hij gereisd naar Den Haag (1670-1671) en Leiden (1671-1672). De Ingang van een Tuin is waarschijnlijk in het atelier ontstaan met behulp van schetsen. Dit is af te leiden uit het bestaan van schetsen, uit het feit dat De ingang van een tuin op Oosters papier is getekend, doordat Lievens wel eens tekende naar etsen van bijvoorbeeld Titiaan en door de horror vacui in de tekening. Deze horror vacui houdt in dat Lievens probeerde geen lege delen over te houden in zijn tekening. De tekening bestaat uit verschillende elementen die op twee plans getekend zijn: er is duidelijk een voorgrond en een achtergrond aan te wijzen, die gescheiden worden door een poort, bomen en de oever van een vijver. In de voorgrond staan verschillende soorten loof- en naaldbomen. In het midden van de tekening staat een houten geopende poort, waardoor een vrouw met kind en hond te zien zijn. De vrouw houdt met haar linkerhand haar kind, die een valhoed op het hoofd heeft, vast en ze houdt haar andere hand in de lucht. De tekening Ingang van een tuin past goed binnen het getekende landschapsoeuvre van Lievens, waarin natuur vaak wordt gecombineerd met figuren en gebouwen. Omdat veel van Lievens’ tekeningen in zijn atelier zijn ontstaan, is het vaak niet mogelijk om een specifieke afgebeelde locatie aan te wijzen wat de datering van de ongesigneerde en ongedateerde tekeningen bemoeilijkt.
De datering van De ingang van een tuin wordt verder gecompliceerd door Lievens’ gebruik van oosters papier, een langdradig, dun papier. De circa 30 overgeleverde tekeningen op oosters papier van Lievens vertonen allemaal een landschap en ze hebben een gemiddeld formaat van circa 225 bij 370 millimeter. Aangezien oosters papier duurder was dan Europees papier, suggereert het gebruik van dit fijne papier dat de tekening bedoeld was voor verkoop en dat de tekening geen vlotte schets naar het leven, maar een zorgvuldig samengestelde compositie is. Toch zijn er ook andere tekeningen op oosters papier van Jan Lievens bekend die waarschijnlijk wel als studie of schets gediend hebben, zoals Oude boomstam voor een bos (1655-1665) in het British Museum (inv. no. 1836,0811.340). Omdat Oriëntaals papier geen watermerken heeft en de vergure nauwelijks herkenbaar is, wordt de datering van deze tekeningen bemoeilijkt. Gebaseerd op de huidige datering van de overgeleverde tekeningen op oosters papier, heeft Lievens gebruik gemaakt van oosters papier vanaf de late jaren 1640 tot aan zijn dood in 1674. Omdat Lievens toepassing van Oosters papier grotendeels samenvalt met zijn Amsterdamse periode, kan dit duiden op hernieuwde samenwerking met Rembrandt, die vaak oosters papier gebruikte voor zijn prenten. Deze hypothese is nog niet uitgebreid onderzocht.
( Sanne Steen)