opschrift l.o. in potlood: J.H.
stempel verso l.o.: MF (Museum Fodor)
legaat 1860-12-24
inv.nr. TA 10550 in depot
oude titel
Dit werk is uitgevoerd in rood krijt en gewassen met sepia. Het betreft een figuurstudie van een blootsvoets meisje met een enkellange jurk en een band om het hoofd, die een bos takken of riet vasthoudt. Meerdere iconografische en stilistische elementen wijzen erop dat deze tekening in de context van een tekengenootschap is vervaardigd. In de eerste plaats het feit dat het meisje gekleed is in een landelijke stijl; voor geklede figuurstudies kozen deze genootschappen bijna altijd mensen van lagere standen. Ook komen vaak blootsvoetse rugfiguren voor bij deze studies. Dit wijst erop dat het werk bij een modeltekensessie een tekengenootschap is gemaakt.
Jan Hulswit (1766-1822) werd oorspronkelijk opgeleid tot behangselschilder. Hij had enkele jaren een atelier waarin hij dat vak beoefende, maar hij legde zich uiteindelijk volledig toe op de tekenkunst. Hij tekende voornamelijk landschapsscènes, vaak meerdere versies van één scène, die hij “met eenigen verandering naar ’t leven” weergaf: hij baseerde zijn tekeningen wel op de werkelijkheid, maar maakte aanpassingen om de compositie exact te krijgen zoals hij die wilde. Ook tekende hij bij kunstenaarsgenootschappen als het Amsterdamse ‘Zonder Wet of Spreuk’ en was hij bestuurslid van de Amsterdamse Akademie en de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen.
Hulswit was ook werkzaam als schilder, en zijn werken werden aangekocht door onder andere Lodewijk Napoleon. Koning Willem I schonk één van zijn landschapsschilderijen aan de koning van Pruisen. Ook contemporaine verzamelaars als Jacob de Vos en Carel Joseph Fodor waren gecharmeerd van Hulswits werk – in de collectie van Fodor bevonden zich niet minder dan vijfentwintig tekeningen van zijn hand.
In de late achttiende en vroege negentiende eeuw waren veel kunstenaars lid van schilder- en tekengenootschappen. Zo ook Jan Hulswit, die samen met onder andere Jan Dasveldt (1770-1855) en Hendrik Stokvisch (1768-1823) werkte bij Amsterdams particulier tekengenootschap ‘Zonder Wet of Spreuk,’ actief tussen 1808 en 1819.
Dit werk is uitgevoerd in rood krijt en gewassen met sepia. Het betreft een figuurstudie van een blootsvoets meisje met een enkellange jurk en een band om het hoofd, die een bos takken of riet vasthoudt. Meerdere iconografische en stilistische elementen wijzen erop dat deze tekening in de context van een tekengenootschap is vervaardigd. In de eerste plaats het feit dat het meisje gekleed is in een landelijke stijl; voor geklede figuurstudies kozen deze genootschappen bijna altijd mensen van lagere standen. Ook komen vaak blootsvoetse rugfiguren voor bij deze studies. Dit wijst erop dat het werk bij een modeltekensessie een tekengenootschap is gemaakt.
Een meisje met een takkenbos moet zijn getekend in de jaren waarin Hulswit tekende bij ‘Zonder Wet of Spreuk.’ Er is een tekening van hetzelfde onderwerp in het Rijksprentenkabinet te Amsterdam, toegeschreven aan Abraham Johannes Ruytenschildt (1778-1841), waarop het model net iets meer van de zijkant is weergegeven (inv. nr. RP-T-1977-21). Ruytenschildt was net als Hulswit lid van het genootschap en deze tekening suggereert dat hij bij deze tekensessie iets links van Hulswit heeft gezeten. Hetzelfde model lijkt ook terug te komen op een tekening van Albertus Brondgeest (1786-1849), medelid en leerling van Hulswit (Rijksmuseum inv. nr. RP-T-1967-13). Zij is herkenbaar aan haar bouw, jurk en haarband. Deze gelijkenissen plaatsen de datering van de tekening in het Amsterdam Museum in 1808-1819: de jaren waarin ‘Zonder Wet of Spreuk’ actief was. ( Nina Reid)