Gerrit Lamberts (1776-1850) leerde pas op vierendertigjarige leeftijd tekenen, maar beoefende de tekenkunst reeds hiervoor uit liefhebberij. Hij werkte in zijn jonge jaren in de boekhandel van zijn vader en kreeg in 1805 een positie als klerk in het Stadhuis van Amsterdam. Vijf jaar later, in 1810, kreeg hij tekenonderwijs van Daniël Kerkhoff. Lamberts tekende voornamelijk landschappen en stadsgezichten, bedoeld voor de verkoop aan verzamelaars. Vanaf 1824 was hij werkzaam als eerste opzichter van het Rijksmuseum in het Trippenhuis, waar hij tot zijn dood woonde.
Gerrit Lamberts kwam uit Amsterdam, maar tekende zijn populaire stadsscènes in verschillende steden, waaronder Utrecht, Breda en Amersfoort. Deze tekening maakte hij in Haarlem. De waterverftekening laat een bevroren gracht zien, waarop een schaatsend figuur een bos takken voorttrekt. Aan de kade zijn bomen en huizen te zien, met op de achtergrond een toren.
In de catalogus die in 1863 verscheen van de collectie van verzamelaar Carel Joseph Fodor (1803-1860) staat deze tekening aangeduid als “Eene gracht te Alkmaar.” Deze identificatie is echter niet correct. De straat die Lamberts hier afbeeldt is de Nassaulaan, voorheen de Kraaienhorstergracht geheten. Deze gracht is inmiddels gedempt, maar zoals te zien was dit in 1817 nog niet het geval. De toren op de achtergrond, die er inmiddels niet meer staat, behoorde toe aan het Zijlklooster, wat zich in de Zijlstraat bevond. Het Zijlklooster was gewijd aan Maria en was met haar oprichting rond 1372 één van de eerste vrouwenkloosters in Haarlem. De toren is beter te zien op andere werken uit Lamberts’ tijd, zoals op de tekening van Jan Pannebakker (1755-na 1818). Hoewel op Lamberts’ werk slechts een deel van de toren zichtbaar is, en de toren op het werk van Pannebakker iets spitser lijkt, is het duidelijk dat het om dezelfde toren gaat.
Lamberts maakte nog een tweede versie van deze tekening. De tweede versie, die zich in het Noord-Hollands Archief te Haarlem bevindt, is in zwart-wit uitgevoerd. De twee zijn nagenoeg hetzelfde, ware het niet dat de man met de takkenbos niet op de zwart-witversie te zien is. De tekening in het archief lijkt op het eerste gezicht een voorstudie van het gekleurde werk in het Amsterdam Museum. Beide werken zijn echter gedateerd – de Amsterdamse tekening in 1817, de Haarlemse in 1818. De tekening in Haarlem blijkt dus later te zijn gemaakt dan die in het Amsterdam Museum. Aangezien Lamberts veelal tekeningen verkocht aan verkopers die een “atlas” samenstelden van topografische tekeningen en historische stadsgezichten, is het niet onlogisch dat hij meerdere versies van hetzelfde werk zou maken; wellicht was de zwart-wittekening voor net wat minder geld te koop dan de duurdere gekleurde versie die nu in het Amsterdam Museum is. De zwartwittekening lijkt te worden genoemd in de catalogus van wijlen Johan Goll van Franckenstein, uit 1833. Hierin wordt een “Gezigt te Alkmaar” genoemd, in inkt en zwart krijt. Wellicht is door deze benaming ook de verwarring ontstaan waardoor de tekening in het Amsterdam Museum door Fodor werd aangeduid als “Eene Gracht te Alkmaar.”
( Nina Reid)