Jan Wandelaar maakte omstreeks 1720 zijn eerste wetenschappelijke illustraties voor de Amsterdamse medicus Frederick Ruysch (1638-1731). Drie jaar later kreeg hij opdracht om het anatomieboek De humani corporis fabrica van Andreas Vesalius (1514-1564) te illustreren ten behoeve van de nieuwe editie door de Leidse hoogleraren Herman Boerhaave (1668-1738) en Bernard Siegfried Albinus (1697-1770). De uitgave, verschenen in 1725, bevatte een door Wandelaar gegraveerd portret van Boerhaave (afb. a). Deze tekening was het model voor de prent.
De vele portretten die van Boerhaave zijn gemaakt, zijn grotendeels gebaseerd op twee portretten: deze tekening door Wandelaar en een schilderij door Cornelis Troost.
Herman Boerhaave studeerde wijsbegeerte, godgeleerdheid en geneeskunde. Hij maakte vooral naam als geneeskundige. Aan de Leidse universiteit bekleedde hij drie leerstoelen: in 1709 werd hij benoemd tot hoogleraar in de genees- en de plantkunde en kreeg hij het beheer over de Hortus Botanicus. In 1718 werd hij ook officieel aangesteld als professor in de chemie. Zijn didactische gaven waren vermaard in binnen- en buitenland. Zijn onderwijsmethode, lesgeven aan het ziekbed, kende navolging in verscheidene landen. In 1729 werd hij door een ernstige ziekte gedwongen twee van zijn professoraten neer te leggen. Gedurende zijn loopbaan heeft Boerhaave verscheidene leerboeken geschreven en werkte hij mee aan uitgaven van andere geleerden.
De staande man op de achterzijde is vermoedelijk een figuur uit een schutterstuk, wat af te leiden valt aan zijn houding, de sjerp om zijn middel en de wapens: in zijn rechterhand een stokwapen of geweerloop en aan zijn rechterzij een degen. De tekening is niet te herleiden tot een bepaald schutterstuk. ( Leonoor van Oosterzee)