inv.nr. BA 2456 te zien in Amsterdam Museum aan de Amstel
Mal van zeenimph H is te vinden als R142
Model voor de marmeren tympaan van de voorgevel van het 17de-eeuwse stadhuis
Herkomst
herkomst: Kunstkamer stadhuis; 1808 Stadstekenacademie (twee of drie achtereenvolgende locaties); 1821 Koninklijke Academie in beursgebouw De Keyser; 1837 Koninklijke Academie in Oude Mannenhuis; 1882-1886 Stadhuis in Prinsenhof (in een der beide modellenkamers); 1887/88 Bruikleen gemeente Amsterdam aan Rijksmuseum; 1935 Amsterdams Historisch Museum.
De beeldhouwer Quellinus werkte nauw samen met de ontwerper van het stadhuis, Jacob van Campen. Hij ontwierp dit gebakken kleimodel voor het timpaan, het driehoekig voorstuk van de gevel, aan de voorzijde van het nieuwe stadhuis. Alle ontwerpen moesten door het stadsbestuur worden goedgekeurd. Daarna voerden beeldhouwers onder leiding van Quellinus de ontwerpen in marmer uit. Op het timpaan is Amsterdam uitgebeeld als de Stedenmaagd. Zeegoden en zeegodinnen brengen haar hulde.
Catalogus beelden AHM 1995
Model voor het marmeren timpaan van de voorgevel van het 17de-eeuwse stadhuis: de zeegoden brengen hulde aan de Amsterdamse stedemaagd. Het model is uit verschillende delen samengesteld. Het rechterdeel vertoont een ingekrast ruitraster. Quellinus vervaardigde het timpaan naar een ontwerp van Jacob van Campen (1595-1657). in 1651 of iets later ontving Quellinus 600 gulden voor de vervaardiging van een geboetseerd 'frontespies'. Niet zeker is of deze vermelding betrekking heeft op het timpaan aan de Damzijde. Uit schriftelijke bronnen is een aantal frontispiesen bekend. In een ongedateerde lijst van voor 1806 (1802/03?) wordt 'Van t Stadhuis' een 'Frontespice' vermeld. In 1879 beschouwde De Roever het model als een gipsen kopie.