Louis Bouwmeester sr.
Acteur
Middelharnis, 5 september 1842 – Amsterdam, 28 april 1925
De legendarische Louis Bouwmeester sr. Was een telg uit het beroemde toneelgeslacht Rosenveldt. Zijn ouders waren reizende toneelspelers. Toen hij geboren werd was zijn moeder net neergestreken in het vissersplaatsje Middelharnis. Waar ze met het comediegroepje Chanteur & Co in een tent op het marktplein een voorstelling gaf. Van kinds af aan speelde Bouwmeester toneel bij verschillende reisgezelschappen. Toen hij in 1861 ontdekt werd door Boas & Judels beleefde hij zijn eerste grote succes in de jeune premier-rol Phidias in het toneelstuk Marmeren Beelden en IJskoude Harten van Barrière en Thiboust. Na een omweg van een aantal jaren waarin hij verschillende eigen gezelschappen vormde en ook een aantal jaren met Boas en Judas de leiding had over een gezelschap dat de Salon de Veriétés bespeelde, werd bouwmeester in 187 geëngageerd door het Nederlandsch Tooneel. Bij dit gezelschap, dat later overging in de KVHNT, verbleef hij drieëntwintig jaar en beleefde hij zijn meest glorierijke periode. Hij speelde grote klassieke rollen en was jarenlang het middelpunt van iedere voorstelling.
Bouwmeester regisseerde zijn eigen rollen. Van een bepaalde techniek en een psychologische opbouw van zijn personages was geen sprake, zijn creaties kwamen voort uit een primair gevoel voor menselijkheid, passie en dramatiek. Ondanks zijn kleine gestalte vulde hij het toneel met zijn machtige persoonlijkheid en waardigheid, zijn afkomst deed hier geen afbreuk aan. Hij was een toneelgenie, met fonkelende ‘Toovermacht’. “Ik heb meerdere malen horen beweren, speciaal door jongeren die hem nooit gezien hebben, dat zijn spel vandaag-de-dag ongeveer de indruk zou maken van een verouderde film met legendarische reputatie”, zei de acteur Cor Hermus later. “Bouwmeester ontsnapt volkomen aan deze disqualificatie, omdat zijn kunst geniaal was. Tussen het spel der getalenteerden en het zijne lag een zeer grote ruimte. Zeker zou er disharmonie bestaan tussen hem en zijn omgeving, wanneer wij hem konden zien optreden in een willekeurig ‘modern’ ensemble. Zijn kunst was koninklijk. Hij zou te midden van ons detoneren; beter: wij zouden detoneren tegenover hem, omdat zijn spel grootheid bezat, een grootheid waar het toneel en het toneelpubliek aan ontwend zijn geraakt. Hij was, mèt zijn zuster, de laatste der zeer groten. De toneelleider van morgen zal dienen terug te grijpen naar zijn verschijning. Zeker niet om te geraken tot een nabootsing van zijn speelstijl, maar omdat aan Bouwmeesters voorbeeld de levende waarden van toneel zo zuiver en waarachtig te leren zijn.”
Met name Bouwmeesters vertolking van Shylock, de joodse woekeraar uit Shakespeare’s De Koopman van Venetië, moet bloedstollend geweest zijn. Hij speelde dit personage “rollenden oogs en machtigen gebaars” en legde niet, zoals gebruikelijk de nadruk op de komische kracht van deze rol, maar juist op de tragiek van Shylock als persoon, ja zelfs van het hele jodendom. Jarenlang speelde Bouwmeester deze rol en werd hij bejubeld over grenzen. Hij eindigde zijn loopbaan op 65-jarige leeftijd, na nog een aantal jaren op tournee te zijn geweest in Europa en voormalig Nederlands-Indië. Bouwmeester heeft vele koninklijke onderscheidingen op zijn naam staan. ( Liesbeth van Stekelenburg)