In het ouderlijk huis van Louis de Vries (Amsterdam, 18 oktober 1871 – Nice, 10 maart 1940) werd in gebarentaal gesproken, omdat zijn ouders en een paar van zijn broers en zusters doofstom waren. Dat hij later wereldberoemd zou worden, met zijn zangerige zoetgevooiste stem als rijkste bezit, is dan ook wonderbaarlijk. Tot zijn dertigste was De Vries diamantslijper en gaf hij imitaties van zijn idolen voor collega’s in de fabriek.
Tijdens een amateur-toneelconcours werd hij ontdekt door de grote Bouwmeester, met wie hij later meer dan eens vergeleken zou worden. In 1901 debuteerde hij bij het Tivoligezelschap in Rotterdam. Zelf leidde hij ook enkele gezelschappen. Bij de Nederlandsche Tooneelvereeniging Van Heijermans bleek zijn gevoelige expressieve spel bij uitstek geschikt voor het spelen van rollen in joodse milieus. Met Heijermans richtte hij het Hollandsch Tooneel op, dat van 1917 tot 1939 de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam bespeelde. De Vries speelde Heijermans-creaties als Pancras Duif in Schakels en Sachel in Ghetto, hij vertolkte Abraham Sender Lehmann in Reichenbachs De familie Lehman en de titelrollen in Thurstons De wandelende Jood en Shake-Speare’s De koopman van Venetië. Het publiek van de Hollandsche Schouwburg adoreerde hem.
Ook in het buitenland hadden zijn optredens succes. Op festivals in Berlijn en Parijs vertegenwoordigde De Vries de Nederlandse toneelkunst en ontving hij vele onderscheidingen. Hij kreeg lof toegezwaaid van toneelvernieuwers als Max Reinhardt en Firmin Gémier, een volgeling van Edward Gordon Craig, die bij zijn spel even hun revolutionaire denkbeelden vergaten. Met name zijn vertolking van de titelrol in Pirandello’s Hendrik IV wekte ieders bewondering. Pirandello zelf verkondigde dat hij deze rol nog nooit zo prachtig had zien spelen. Maar ook voor De Vries kwam een tijd, dat zijn statige ouderwetse speelstijl minder geapprecieerd werd. Bovendien paste hij niet in een ensemble, hij wilde uitsluitend hoofdrollen spelen. “Louis de Vries heeft niet, zoals op één na al zijn kinderen, als een uitgestotene zijn eigen ‘Hollandsche Schouwburg’ hoeven betreden” aldus Henk Suèr. Vlak voor de Duitse bezetting overleed hij in het Franse Nice. ( Liesbeth van Stekelenburg)