ANTON PETERS
acteur, schouwburgdirecteur
Amsterdam, 21 september 1812 – Delft, 8 juli 1872
De tijdgenoot heeft hem gekend en vereerd,
Bewierookt, bewonderd, geliefd, gewaardeerd.
En fluitert er menig met eerbied zijn naam,
Dan luistert zij trouw, de gevleugelde Faam.
Zij schenkt aan de woorden den treurende kracht,
En voert ze op heur baan van geslacht tot geslacht;
Zij zal der Historie zijn beelt’nis doen zien;
Zij schetst haar de macht van zijn stem bovendien;
Zij maalt haar houding en ’t licht van zijn oog,
Maar faalt bij de schets, hoe zijn spel ons bewoog.
(J.G.Spoor)
Anton Peters wordt beschouwd als een van de belangrijkste acteurs uit het midden van de 19e
eeuw. Hij was een leerling van Jelgerhuis bij het Genootschap voor Uiterlijke Welsprekendheid.
Het publiek adoreerde hem, hoewel hij vaak hevig bekritiseerd werd door de toneelrecensenten.
Na een aantal jaren een uitmuntende jeune premier geweest te zijn vervlakte zijn van huis uit
classicistische speltrant, en ontpopte hij zich als ‘brulaap’. “IJdel als geen ander gaat hij dan
ter wille van het succes meedoen aan de extravagances zijner collega’s(….)Berucht werd zijn
declamatie: de eerste regels van een claus raffelde hij in razend tempo af en alleen het laatste
gedeelte werd uitgebulkt. De critici verweten Peters zijn effectbejag en bij het spelen voor de
engelenbak. Toch vertolkte hij sindsdien een aantal alom geprezen, ontroerende rollen zoals
King Lear en Othello. Met deze vertolkingen wist hij lof te oogsten van critici die vergelijkingen
trokken met fenomenen als Andries Snoek en Ward Bingley. Maar zijn verwaandheid ontaarde
in grootheidswaan en zijn geschreeuw werd steeds onverdraaglijker. Hij stierf tenslotte krank-
zinnig. In de functie van schouwburgdirecteur (in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam)heeft
Peters veel vor ons toneel betekend door Nederlandse toneelschrijvers te stimuleren. Ook was
hij de eerste, die het aandurfde de originele stukken van Shakespeare op te voeren in plaats van
de indertijd gespeelde bewerkingen van Ducis, die omwille van de gunst van het publiek treur-
Spelen als komedie liet eindigen. ( Liesbeth van Stekelenburg)