Losse halve overrok van wit katoen versierd met broderie Anglaise, ongevoerd, met zak waarop strik. Goed voorbeeld van de eerste tournure: afhangend, creërt met de draperieën aan de achterkant van de japon een ' watervaleffect' (tot 1875).
Nadat in de jaren zestig van de negentiende eeuw de koepelvormige crinolinejapon haar grootste omvang heeft bereikt, verdwijnt zij langzaam uit het modebeeld. Het accent van de rok heeft zich inmiddels met veel drapperieën naar de achterkant van de rok verplaatst. Dit silouet wordt 'queue de Paris' genoemd. Het effect wordt bereikt door het dragen van een tournure. Een voorbeeld van een tournure is hier afgebeeld. De Tournure is eigenlijk een korte, halve crinoline die de japonrokken aan de achteraknt steunt. Soms zit de tournure in de japonnen vastgenaaid. Deze eerste tournure is afhangend en creëert met de draperieën aan de achterzijde van de japon een ' watervaleffect'. Lange slepen zijn in de mode. tot 1875 torst men meer en meer aan draperieën met zich mee. Daarna verdwijnt de tournure voor korte tijd. Omstreeks 1883 verschijnt de tweede tournure die horizontaal wordt gedragen. Het silouet heeft dan nog steeds het accent van de rok op de achterzijde liggen, maar het geeft een hoekiger effect. Het lijf wordt langer en valt tot over de heupen. Makkelijk zitten met een dergelijk korset en de tournure was het niet, daarom is rond 1887 een opklapbare tournure in de handel gebracht. Voorzichtig gaan zitten op de punt van het achtervlak werkt het best. ( Annemarie den Dekker)