Half verscholen achter een zuil in de Grote Zaal van het Concertgebouw was Monnickendam getuige van een grootschalige muziekuitvoering.
In zijn atelier ontstond daarna deze vlotgeschilderde impressie. Om welk concert het precies gaat, deed toen al niet langer ter zake.
Via de oplichtende hals- en haarpartijen van de dames in het publiek leidt de schilder onze blik naar het podium. Het is afgezet met paaltjes en rode koorden. Rechts zijn een violist en een pianist aan de vleugel te onderscheiden.
Links ervan zijn misschien enkele zangsolisten weergegeven. Het publiek op de achtergrond bevindt zich op de podiumplaatsen, die als een tribune steil oplopen. Door de vele gezichtjes en witte smokinghemden in korte verftoetsen aan te zetten wist Monnickendam de indruk van een afgeladen podium te wekken. ( Norbert Middelkoop)
Tentoonstellingstekst
Martin Monnickendam was gefascineerd door het Amsterdamse uitgaansleven. Hij schilderde onder meer de Stadsschouwburg, het circustheater Carré en het Paleis voor Volksvlijt. In 1925 beeldde hij een muziekuitvoering af in de Grote Zaal van het Concertgebouw. De concertgangers horen aandachtig toe. In de beginperiode was dit eerder uitzondering dan regel. Vaste rijen stoelen waren er nog niet. Men zat aan tafeltjes, dronk en sprak. Willem Kes (1856-1934) en Willem Mengelberg (1871-1951), de eerste vaste dirigenten van het Concertgebouworkest, stelden paal en perk aan deze ongewenste situatie. Zij voedden een nieuwe generatie Amsterdamse muziekliefhebbers op.