Dit is één van de drie doeken van een achttiende-eeuwse borduurster die de initialen EB draagt (KA 1024, KA 1028 en KA 1029). Haar werk is van hoge kwaliteit. Des te spijtiger is het dat haar naam onbekend is gebleven. Deze doek uit 1791 laat zien dat, naast haar twee stoplappen, ook haar borduurlap een knap staaltje handwerk is. De doek is bezaaid met klassieke merklapmotieven, aangevuld met kleine vulmotiefjes. De borduurster lijkt welhaast angst voor lege ruimten te hebben; geen plek blijft onbenut. Bekende motieven zijn de Verspieders van het Heilige Land, de Nederlandse Maagd in de Hollandse Tuin en de zwevende engelen met bloemenkrans. Verder is de doek bezaaid met manden en kuipen vol anjers, tulpen en rozen en een uitgebreide beestenboel zoals herten en konijnen, met kleine uiltjes, vogeltjes, katten, honden en leeuwtjes als vulmotief. De herkomst van de doek is onbekend, maar het stadswapen van Amsterdam en de pauwen wijzen naar Amsterdam. Dergelijke grote, opvallend kleurrijke en vol geborduurde pauwen lijken alleen op Amsterdamse doeken voor te komen. De doek meet 47 bij 37 cm. De borduurster maakte gebruik van zijden garen op los geweven linnen. Ze heeft voor deze, net als voor de andere twee doeken, gebruik gemaakt van uitgesproken kleuren, in dit geval veel roze en rood. Omdat garens veelal met de hand geverfd werden en sommige pigmenten niet kleurvast waren, konden de donkere tinten gaan bloeden. Op deze doek zijn dat voornamelijk de bruine en zwarte garens. (Suzette van 't Hof)