Japon met pelerine, beiden gemaakt van donkerroze/oranje changeantzijde met ingeweven streep. Strak getailleerde lijfje met ronde hals middenvoor uitlopend in een diepe punt. Laag ingezette, lange strakke mouwen. Op de bovenarm van de lange mouwen zit een kapje van zijde, afgezet met goudkleurige franje en band. Deze band komt terug langs de onderkant van de mouw. Als versiering een in plooien gelegde V-vorm, vastgezet op de schoudernaad, die als los ornament op borsthoogte gedragen wordt. Gebruikelijk is dat zo'n versiering wordt vastgezet. De wijde, lange rok is in diepe plooien aan het lijfje gezet. Lijfje en rok zijn gevoerd met donkerbruine katoen. Donkerbruine leren stootband langs de onderkant van de rok, waardoor de rok wijd uit blijft staan. Een leren stootband is niet gebruikelijk. De jurk sluit middenachter met haak en ogen.
Een losse pelerine (korte cape) sluiting middenvoor door middel van zes melkwitte glazen knopen. De pelerine is gevoerd met donkerbruine katoen en langs de onderkant afgezet met franje.
Herkomst
Herkomst onbekend, mogelijk verworven ten behoeve van de Sophia Augusta Stichting, ca. 1895-1920
Al in voorgaande jaren is de trend ingezet maar vanaf 1840 ligt het accent in vrouwenkleding steeds meer op de rok. Deze zal tot ongeveer 1860 groter en wijder worden. Meerdere gesteven onderrokken moeten het gewenste resultaat bereiken. Na een periode van zuinigheid en soberheid neemt het verlangen naar luxe en weelde weer toe. Het stofgebruik verandert, de katoenen stoffen maken plaats voor zwaardere, duurdere zijde.
Deze japon uit circa 1840 is typerend voor de periode. Het lijfje loopt spits toe, de rok is wijd en de mouwen zijn lang en strak. De hals wordt overdag hooggesloten en kan met losse kraagjes of met chemisetjes gedragen worden. Een laag chemisetje is bij meer geklede gelegenheden en een hooggesloten chemisetje bij dagelijks gebruik in de mode.Vervolgens is het mogelijk over het chemisetje de bij deze japon behorende pelerine - een soort hooggesloten kraag - te dragen. Op deze manier wordt deze ene wijde rok bij verschillende gelegenheden gedragen.
Met behulp van een korset wordt de slanke taille verkregen. Vanaf 1840 wordt de ruimte tussen beide borsten opgevuld met kussentjes om een welvende, enkele "monoboezem" te creëren. In advertenties van modetijdschriften worden allerlei vullingen aangeboden. Het wordt onzedelijk gevonden als de boezem van de vrouw tijdens het lopen zichtbaar beweegt en om dezelfde reden wil men niet laten zien dat vrouwen twee borsten hebben. De monobuste blijft tot circa 1915 gebruikelijk.
Op het hoofd dragen de vrouwen thuis een witte muts en op straat een grote luifelhoed. ( Annemarie den Dekker)
Amsterdam Museum
Onderzoek naar en fotografie van de 18e- en 19e-eeuwse kostuums van het Amsterdam Museum zijn mede mogelijk gemaakt door financiële steun van het Barbas- Van der Klaauw Fonds, het Netty van Doorn Fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds