Crinoline van een lichtbruine stof, een mengsel van wol en katoen (of zijde?). Gladde tailleband met sluiting middenvoor. Gesloten middels een messing haak en oog en een ingeslagen oog. De rok is gerimpeld aan de tailleband gezet. Middenvoor een split voor de instap.
Rok met uitstaande sleep, bestaande uit twee voorpanden, vier zijpanden en twee achterpanden. Alle panden zijn gerend. Aan de binnenzijde zijn negen horizontale tunnels aangebracht voor de hoepels. De bovenste twee hoepels reiken tot de voorpanden, de andere hoepels zijn rond. De originele stalen hoepels zijn vervangen door moderne kunststof hoepels.
Aan de binnenzijde, ter hoogte van de derde hoepel van boven gerekend, zitten aan weerszijden van de voorpanden twee katoenen banden om de rok aan de achterzijde van het lichaam op te spannen.
De gaten in de rok zijn op verschillende plaatsen aan de binnenzijde gerestaureerd met tule.
De hoepelrok is geheel machinaal genaaid.
Aan de binnenzijde van het beleg van de split staat een stempel in blauw: 13 F
Negen stalen hoepels omsponnen met lichtbruin katoen. De uiteinden zijn afgewerkt met katoenen band. Behorende bij crinoline KA 1130.1, die nu voorzien is van moderne kunststof hoepels.
De stalen crinolines en cages waren modieus tussen 1856 en 1870. In deze tijd veranderden de fabrikanten regelmatig hun modellen, zodat de crinolinemode interessant bleef. De eerste modellen waren koepelvormig. Met ingang van 1860 ontwikkelde zich een piramidevormig silhouet met een steeds langer wordende sleep. In 1865 en 1866 waren de rokken op hun wijdst en de slepen het langst.
Halverwege de jaren zestig was het dan ook gebruikelijk dat rijke, modieuze vrouwen minstens twee crinolines bezaten: een rond model met een matige omvang voor in huis en op straat en een extreem wijd exemplaar met een lange sleep voor in de balzaal. Omstreeks 1867 werd het silhouet weer sluiker en kregen de hoepelrokken een gerend model. In deze tijd was een klein aantal hoepels aan de onderzijde voldoende om de rok in model te houden. Tussen 1868 en 1870 ging de crinoline geleidelijk over in de tournure. ( Judith van Amelsvoort)
Amsterdam Museum
Het onderzoek naar en fotografie van de collectie kinderkleding / miniatuurkleding / onderkleding is mede mogelijk gemaakt door het Prins Bernhard Cultuurfonds, het Marten Orgen Fonds, het Margarethe Petronella Fonds en het Netty van Doorn Fonds.