Blauwe hoed van zijde en tule, versierd met (imitatie) margrieten en lange blauwe zijden linten. Het binnenwerk is van hoedengaas en laiton.
In de 19de eeuw droeg een vrouw altijd wat op haar hoofd als ze naar buiten ging. Dit kon een muts of een hoed zijn, maar ze ging niet zonder hoofdbedekking het huis uit. Blauw was zeer in de mode in de periode 1865-1875.
Het hoedje werd vastgezet met een crèmekleurig lintje onder de kin. Het lintje is nu bijna geheel vergaan. De linten werden los gedragen, en naar voren of naar achteren gedrapeerd. Het lange haar werd in een grote knot gedragen die onder het hoedje paste en er gedeeltelijk onderuit kwam.
Onderzoek naar en fotografie van de 18e- en 19e-eeuwse accessoires van het Amsterdam Museum zijn mede mogelijk gemaakt door financiële steun van het Barbas- Van der Klaauw Fonds, het Netty van Doorn Fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds.