label: Maison de Bonnetrie / Hofleverancier ? Amsterdam Den Haag / 6
schenking 2004
inv.nr. KA 28071.1/2
Een paar witte gebreide dameshandschoenen, bovenop de hand een golvende naad die boven en onderaan uitloopt in vijf naden. Tussen de naden zijn stipjes geborduurd in wit garen. Maat 6.
Door het slingermotief te dateren in de jaren 1950-1960.
Maison de Bonneterie is een van de weinige grote modezaken die nog tot in 2014 heeft bestaan. Josef Cohen en Rosa Wittgenstein openden in 1889 in de Kalverstraat hun eerste winkel in manufacturen en gebreide goederen. Al snel werd het assortiment uitgebreid met luxe damesconfectie en kinderkleding. In 1909 werd een groot modemagazijn naar Frans voorbeeld geopend. De nieuwe zaak had iets sprookjesachtigs: de glas-in-lood koepel, ontelbare spiegels, honderden kristallen lampjes langs de etalages, kristallen kroonluchters en niet te vergeten de lift en maar liefst 32 paskamers! Op de afdelingen was geen kledingstuk te zien, op enkele vitrines na waarin een bijzondere avondjapon werd tentoongesteld. Alles hing in kasten. De klant kon plaatsnemen in een passalon om zich door een verkoopster enkele stukken te laten tonen.
De winkel richtte zich destijds op de meest welvarende burgerij, die niet zo zeer uit was op “haute couture”, maar op kwaliteit en degelijkheid. Kortom: een winkel voor de meer behoudende chique. Elke afdeling had een verander-atelier. Klanten kregen de garantie om bij de Bonneterie gekochte kleding jaarlijks te laten vermaken. Deftige families kwamen hier generatie na generatie hun garderobe samenstellen. Tijdens de jaren zestig was het voor de Bonneterie moeilijk overleven. Het interieur was meer dan tachtig jaar lang onveranderd gebleven. Een grote verbouwing droeg er toe bij voor een breder publiek toegankelijk te zijn. In de jaren tachtig is de winkel opnieuw gemoderniseerd en bloeide weer op. ( Annemarie den Dekker)
Amsterdam Museum
Onderzoek naar en fotografie van de 18e- en 19e-eeuwse accessoires van het Amsterdam Museum zijn mede mogelijk gemaakt door financiële steun van het Barbas- Van der Klaauw Fonds, het Netty van Doorn Fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds.