signatuur buitenkast: PM in monogram
stadskeur binnenzijde binnenkast horloge: stadswapen Amsterdam
gehalteteken binnenzijde binnenkast horloge: Hollandse leeuw
jaarletter binnenzijde binnenkast horloge: Q: jaarletter Q
: jaarletter Q=1726
meesterteken? binnenzijde binnenkast horloge: MB: meesterteken met de letters M B aaneen in vierkant
: bron: Citroen 1975, nr. 673/meesterteken MB toegeschreven aan Marcus Bellanger (1659 [1681]- 1727)
belastingteken overkast bij scharnier horloge: I: belastingteken met letter I
: belastingteken staat voor periode 1906-1953
stadskeur achterzijde haak chatelaine: stadswapen Amsterdam
gehalteteken achterzijde haak chatelaine: Hollandse leeuw
jaarletter achterzijde haak chatelaine: E: jaarletter E
: jaarletter E=1764
meesterteken? achterzijde haak chatelaine: burcht in vierkant
: bron: Citroen 1975, nr. 1211/meesterteken toegeschreven aan Christoffel Siedenburg I (1709 [1748-1784]- 1784)
belastingteken achterzijde haak chatelaine: V: belastingteken met cursieve letter V
: belastingteken cursieve V staat voor periode 1906-1953
herkeuringsteken achterzijde haak chatelaine: 750/000: gehaltemerk voor gouden werken 750/000
: gehaltemerk sedert 1955
opschrift plint horloge: 1796 PM/: 1796 P M
opschrift achterzijde haak chatelaine: M8974/ M f/: M 8974 en M f
opschrift cachet: RIEN D'IMPUR NE M'ENFLAME/: inscriptie: RIEN D'IMPUR NE M'ENFLAME in spiegelschrift rond een voorstelling
opschrift schild chatelaine: RIEN D'IMPUR NE M'ENFLAME/: inscriptie in de voorstelling in Romeinse cijfers: I-XII
gehalteteken overkast bij scharnier horloge: 750/000: gehaltemerk voor gouden werken 750/000
: gehaltemerk in gebruik sedert 1955
gewichtsaanduidend teken achterzijde haak chatelaine: 20: gewichtsaanduidend merk 20
: merk in gebruik sedert 1932
jaarletter buitenkast: 1726
aankoop 1985-12-04
inv.nr. KA 18104.1 in depot
Chatelaine met gebogen gordelhaak en haakplaat, twee pendanten met horlogesleutel en cachet en een sierstuk met pendant waaraan het horloge. Haakplaat en twee schilden met voorstellingen op een geruwde ondergrond. Op haakplaat een heer, dwarsfluit spelend voor een op een balustrade gezeten dame. Voorstelling doorlopend op scharnierende onderzijde met een putto, een vruchtenguirlande houdend. Aan weerszijden balustrade een nereïde, dolfijnen mennend. Dolfijnen elk een pendant in de bek houdend, waaraan respectievelijk een ornament met twee sleuteltjes en een draaibaar driezijdig cachet van bergkristal. Gesneden in het cachet het wapen Bridé, een niet-geïdentificeerd wapen en het devies RIEN D'IMPUR NE M'ENFLAME in spiegelschrift rondom een voorstelling van een hand die door een brandglas zonnestralen op een hart richt, dat daardoor ontbrandt. Sierstuk bestaande uit twee schilden, door middel van schakels en ringetjes met elkaar verbonden. Bovenste schild met voorstelling van Caritas, de Naastenliefde verbeeldend. Aan haar voeten een zittende kinderfiguur, wijzend op de Tafelen der Wet waarop in Romeinse cijfers: I-X/. Onderste schild met twee nereïden, een bloemenmand dragend. Randen haakplaat en schilden met kapitelen en C-voluten. Op achterzijde haak is gegrift: M 8974/ en: M f/.
Herkomst
Verzameling W.J.R. Dreesmann, Amsterdam; veiling Fred. Muller, Amsterdam, 1960, nr. xx; verzameling C. Staal, Amsterdam; veiling Christie's, Genève, 13-5-1981, nr. 200; kunsthandel M. Hakim, Londen, 1985
Het verfijnd gedreven middenstuk van de buitenkast van dit horloge is het vroegst bekende werk van Philippe Métayer. Het is vervaardigd in 1726, het eerste jaar dat deze als goudsmid in Amsterdam werkzaam was. Het reliëf is los vervaardigd en vervolgens in de kastrand van Marcus Bellanger ingesoldeerd. Hiermee is het horloge een vroeg voorbeeld van de arbeidsdeling tussen een kastenmaker en een drijver, een samenwerking die in de achttiende eeuw in kringen van hugenootse goudsmeden in Amsterdam vaker voorkwam (De Lorm 2001, p. 377-380 nr. 262; Baarsen 2001, p. 108-109 nr. 36). Marcus Bellanger stamde uit een geslacht van goudsmeden, gespecialiseerd in de vervaardiging van gouden horlogekasten. Het Amsterdams Historisch Museum bezit een aan deze meester toegeschreven kast met een gedreven familiewapen uit 1723 (cat.nr. KA 14771). Zie voor een horloge met vergelijkbare voorstellingen van de vier elementen op de tegenrand: cat.nr. KA 3542.
Dit horloge, dat oorspronkelijk een vergulde wijzerplaat zal hebben gehad, is pas in de twintigste eeuw aan deze chatelaine bevestigd. Het accessoire komt - in tegenstelling tot het horloge - niet in de collectiecatalogus van W.J.R. Dreesmann uit 1951 voor. Vermoedelijk is het object tussen genoemd jaar en 1954 door hem verworven, aangezien beide objecten in 1956 als ensemble in Museum Willet-Holthuysen waren geëxposeerd, als bruikleen collectie Dreesmann. Sedertdien zijn horloge en chatelaine bij elkaar gebleven, ondanks het feit dat ze in de veiling Dreesmann (1960) als afzonderlijke lotnummers in de catalogus waren opgenomen. Wel heeft de nieuwe eigenaar daarna het bestaande cachet vervangen door het huidige driekantige exemplaar, dat in stijl niet bijpassend is.
Op de vroegst bekende foto van het ensemble in een tentoonstellingscatalogus van het Nederlands Goud-, Zilver- en Klokkenmuseum te Utrecht (1963) is het eerdere signet nog te zien. Zie voor wapen: Rolland/Rietstap 1967, dl 1, pl. CCCXIX, rij 1 nr. 3 (Bridé). ( Bert Vreeken)