In 1683 wordt de Sociëteit van Suriname opgericht. Amsterdam wordt daarmee voor eenderde eigenaar van de kolonie Suriname. De andere twee eigenaars zijn de West-Indische Compagnie en de steenrijke familie Van Aerssen van Sommelsdijck. De stad en de WIC zorgen voor de financiën, administratie, schepen en de aanvoer van slaven. Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck wordt de eerste gouverneur van Suriname. Onder leiding van de Sociëteit groeit het aantal plantages van 50 in 1683 tot meer dan 400 in 1730. Suiker en koffie zijn de belangrijkste plantagegoederen. Cornelis is echter niet bij iedereen geliefd. Op 19 juli 1688 wordt hij benaderd door een aantal ontevreden dronken soldaten, die hem na een korte woordenwisseling doodschieten. Cornelis' belang in de Sociëteit gaat over op zijn weduwe en blijft tot het einde van de achttiende eeuw familiebezit. ( Sarah en Jong Remmerts de Vries, Paul de)