Jan Calkoen (1694–1780) werd in 1748 door stadhouder Willem IV als lid van de vroedschap aangesteld. Toch was hij geen echte prinsgezinde regent. Calkoen trad in 1752 toe tot de Amsterdamse ‘Correspondentie’. Dit was een geheime afspraak van de regenten onderling om de macht van de stadhouder te beknotten en elkaar de verschillende ambten toe te spelen.