etiket rechtachter: Allure AMERICAN STYLE / 5440-12 / LRG.
schenking 1999
inv.nr. KA 20268 in depot
Step-in van zwarte kunstvezel, elastisch geweven. Onder- en bovenzijde afgewerkt met zwart elastiek met geschulpte zoom. Middenvoor een kleine rozet van zwart kant en rood lint. Op de buik een ovaal pand overtrokken met zwart machinaal kant met bloemmotief. Aan de onderzijde vier jarretels van zwart elastiek en kunststof.
Rechtsachter aan binnenzijde een etiket: 'Allure AMERICAN STYLE / 5440-12 / LRG.'
Al in 1929 adverteert Copper’s corsets in de Arnhemsche courant met nieuwe modellen, waaronder: ‘ jarretelles-gordels’, ‘elastieken heupgordels’ en ‘elastieken heupvormen “STEPIN” ‘. De step-in kwam uit Amerika en werd oorspronkelijk step-in corset of girdle genoemd, en in het Frans corset-ceinture. Het was een brede gordel van circa 30 centimeter breed. De step-in was gemaakt van modern elastisch materiaal en had geen sluiting. De vrouw deed hem aan door erin te stappen en omhoog te trekken. Er hingen vier jarretelles aan, waar vrouwen hun losse nylon kousen aan konden bevestigen. Hij werd meestal op de huid gedragen, en dus niet over een hemd en onderbroek heen zoals bij een korset. Dior’s New Look zorgde ervoor dat iedere vrouw een smalle taille wilde hebben. Taillekorsetten werden veel gedragen, maar korseletten en step-ins waren ook populair. Comfortabel was een step-in echter niet: de onderrand wilde nog wel eens oprollen, waardoor een vrouw die uit haar stoel opstond, de step-in door haar rok heen omlaag moest trekken. Ondanks dat panty’s in de jaren 1960 werden geïntroduceerd, genoten step-ins in de jaren 1950 en 1960 hun glorietijd.
De step-in van zwarte elastische kunstvezel en machinaal kant heeft aan de onderzijde vier jarretelles van zwart elastiek. Door het etiket aan de binnenzijde wordt de invloed van Amerika zichtbaar: 'Allure AMERICAN STYLE / 5440-12 / LRG.' ( Judith van Amelsvoort)
Amsterdam Museum
Het onderzoek naar en fotografie van de collectie kinderkleding / miniatuurkleding / onderkleding is mede mogelijk gemaakt door het Prins Bernhard Cultuurfonds, het Marten Orgen Fonds, het Margarethe Petronella Fonds en het Netty van Doorn Fonds.