Begrafenisschild van het Scheepstimmermans- en Mastenmakersgilde, 1650 - 1670
opschrift op de haken (later toegevoegd): Amsterdam
opschrift op de haken (later toegevoegd): K (1744)
opschrift op de haken (later toegevoegd): kleine leeuw
opschrift op de haken (later toegevoegd): meesterteken een ooievaar
inv.nr. KB 1361 in depot
Druppelvormige plaat met een medaillon waarin een gedreven, gegraveerde en deels geruwde voorstelling van werkzaamheden van scheepstimmerlieden met hun bij de verschillende werkzaamheden behorende werktuigen en gereedschappen. De afbeelding toont de grote scheepsbouw. Op achtersteven van de driemaster het wapen van Amsterdam en twee niet-geïdentificeerde wapens. Rand opgebouwd uit kwabornamenten. Aan de onderzijde een bevestigingsring.
Origin
Vervaardigd voor het Scheepstimmermans- en Mastenmakersgilde, Amsterdam, ca. 1660; J.W. Meyjes, scheepsbouwmeester op Kattenburg; Rijksmuseum, Amsterdam, 1887; waarvan in bruikleen sedert 1973
Keywords
, ,
30864
Catalogue silver collection AHM 2003
De schilden, behorend tot een reeks van vier, zijn vervaardigd voor het Scheepstimmermans- en Mastenmakersgilde te Amsterdam. De datering van de schilden in het derde kwart van de zeventiende eeuw is gebaseerd op de late kwabstijl waarin de omlijstingen zijn uitgevoerd (Frederiks 1952, p. 241-243, nr. 156). Met de vervanging van de haken in 1744 zijn de oorspronkelijke keurtekens verloren gegaan. Welke prenten de zilversmid als voorbeeld heeft gebruikt is niet met zekerheid te zeggen. Er zijn reeksen afbeeldingen van bouwwerkzaamheden aan schepen bekend, gepubliceerd in contemporaine handboeken en tractaten (De Groot/Vorstman 1980, p. nr. 91 (Reinier Nooms), p. nr. 120 (Jan Luyken). Tot de goederen die het gilde bij de opheffing van hun organisatie in 1812 bezaten behoorden 'agt zilvere schilden' (Lijst 1812, Archief Liquidatiecommissie GA 5211). Van vier van de acht exemplaren zijn geen nadere gegevens bekend; mogelijk toonden zij nog andere stadia van de bouw van een schip.
Het Scheepstimmermansgilde dateert van kort na de Alteratie. Het gilde was eerder onderdeel van het Timmerliedengilde en sedert 1517 van het Buitenlandvaardersgilde. Als een van de weinige gilden nam het ook knechten op. Deze waren niet verplicht lid te worden, maar het lidmaatschap bood wel voordelen. Een meesterproef was niet vereist. In 1688 telde het gilde 400 leden, in het midden van de achttiende eeuw 1500 (Carasso-Kok 1975, p. 60). Ook slopers van schepen behoorden tot het gilde. Het gildehuis was sedert 1665 gevestigd in een vertrek van het gebouw Zeerecht, aan de Kampersteiger (Van Eeghen 1951, p. 101-102).
Zie voor begrafenisschilden van andere Amsterdamse ambachtsgilden: cat.nrs. KA 6592 t/m KA 6595, KB 1378-KB 1379, KA 13976 t/m KA 13979, KA 3698 t/m KA 3701, KA 6596 t/m KA 6599, KA 8058, KA 6588 t/m KA 6591, KA 7458.
Zie over functie en gebruik van begrafenisschilden: cat.nrs. KA 6592 t/m KA 6595. Zie inleiding Vreeken, p. X.