Catalogue Kopstukken 2002-'03
Hoewel Pieter de Clercq Jacobsz uit een welgestelde familie van kooplieden stamde en traditiegetrouw werd opgeleid voor de handel, kreeg zijn beroepsleven een andere wending door zijn huwelijk – in 1770 – met Agatha Stockelaar. Zij was de jongste dochter van Jan Stockelaar die aan de Amstelveenseweg, bij de Overtoom, de grote en vermaarde katoendrukkerij Het Torentje (of: Buytendruk) bezat. Omdat Stockelaar geen zoons had en reeds vroeg was overleden, besloot Pieter de Clercq de leiding over deze fabriek van zijn schoonfamilie over te nemen. Dat was geen gelukkige keuze want deze ooit zo bloeiende bedrijfstak raakte, vooral door buitenlandse concurrentie, ernstig in verval en gaf grote verliezen. De ene na de andere fabriek moest de deuren sluiten en uiteindelijk zag ook Pieter zich in 1792 genoodzaakt zijn fabriek te verkopen, waarna deze werd gesloopt. Vervolgens werd hij directeur-aandeelhouder van een nabijgelegen katoendrukkerij, die werd gefinancierd door een fonds met meest doopsgezinde aandeelhouders.
Op dit portret van hem door Balthasar Beschey staat Pieter de Clercq met een wandelstok in de hand naast zijn op een houten bankje gezeten echtgenote Agatha Stockelaar; een hondje ligt aan haar voeten. Het jonge echtpaar, pas een jaar getrouwd, lijkt even uit te rusten tijdens een wandeling. Rechts op de achtergrond is de katoendrukkerij Het Torentje te zien, waar Pieter sinds een jaar de directie voerde. Het overige landschap is gefantaseerd; de poldergronden in de omgeving van de Amstelveenseweg bij de Overtoom zullen in werkelijkheid een minder romantische aanblik hebben gegeven.
Ten tijde van dit portret was De Clercqs leven betrekkelijk zorgeloos, maar in latere jaren kende hij vrij veel tegenspoed – niet alleen door de teloorgang van de katoendrukindustrie en het vroege overlijden van zijn vrouw, maar ook door politieke ontwikkelingen. Hij was een overtuigd patriot en een voorstander van burgerbewapening. Hij werd kapitein van de burgercompagnie van zijn wijk en in het revolutiejaar 1787, toen troepen van de Pruisische koning naar Holland trokken om er de orde te herstellen, hebben zijn manschappen zowaar nog enige strijd geleverd. De ellende begon echter pas goed nadat de kruitdampen waren opgetrokken. De Pruisische bevelhebber, de hertog van Brunswijk, vestigde zijn hoofdkwartier in De Clercqs katoendrukkerij. Gaf dit reeds grote overlast, bij hun vertrek enkele weken later plunderden de soldaten al zijn bezittingen. Volgens een in Parijs gepubliceerde aanklacht werd Pieters woning ‘geheel en al van ’t kostbaarste dat in ’t zelve was, beroofd! Men bewees zelfs geen genade aan een schoon Porcelein Servies, ter waarde van zevenhonderd guldens, dat door den Heer Leclerc minder om deszelfs waardij, dan om de hand die ’t geschilderd had geacht werd!’ De totale schade zou meer dan 20.000 gulden hebben bedragen. Het is dus nog een geluk dat dit dubbelportret ongeschonden is gebleven.
Over de ontstaansgeschiedenis van het schilderij is niets bekend. Balthasar Beschey (1708-’76) was een Antwerpse kunstenaar en aldaar de belangrijkste schilder van zijn tijd; hij was er ook professor en directeur van de Academie. Dit portret is een van zijn latere werken en voorzover bekend het enige dat hij in de Noordelijke Nederlanden vervaardigde. ( Daan de Clerq)
Exhibition text
Pieter de Clercq Jacobszn (1748-1802) en Agatha Stockelaar (1753-1781) waren een jaar getrouwd toen hun portret werd geschilderd. Het jonge echtpaar lijkt even uit te rusten tijdens een wandeling. Rechts op de achtergrond is de katoendrukkerij Het Torentje aan de Overtoom te zien.
Pieter voerde sinds een jaar de directie over de drukkerij, nadat zijn schoonvader was overleden. Het landschap is grotendeels gefantaseerd. De omgeving van de Amstelveense weg bij de Overtoom zullen in werkelijkheid een minder romantische aanblik hebben gegeven. Dit stemmige portret is voorzover bekend het enige dat de Antwerpse kunstenaar Balthasar Beschey in de Republiek heeft gemaakt. ( Norbert Middelkoop)
Catalogue AHM 1975/'79
Op de achterzijde een etiket met het opschrift: "Pieter de Clercq Jacobz., Geboren 21 maart 1748, getrouwd 24 april 1770, met Agatha Stokkelaar, de vrouw gestorven 27 december 1781, de man gestorven 24 juni 1802".
Pieter de Clercq was een zoon van Jacob de Clercq en Geertruyt Margaretha Verbrugge. Zijn echtgenote Agatha Stockelaer werd op 17 maart 1753 te Amstelveen geboren en overleed te Amsterdam. Ten gevolge van een ongeval werd zij blind.
Pieter de Clercq was katoendrukker; de fabriek, die waarschijnlijk van zijn vrouw afkomstig was, bevond zich aan de Overtoom en heette "Hollands welvaren". Toen de Hollandse katoendrukkerijen het moesten afleggen tegen buitenlandse concurrentie, was deze een der laatste die, in 1817, werd opgeheven. Het gebouw in de achtergrond van het schilderij zou de fabriek zijn. Pieter de Clercq handelde ook onder de firma Jacob de Clercq en Zoon op Portugal en de Oostzee (naar: Gidsje De Clercq).
In 1786 werd hij, samen met Rutger Jan Schimmelpenninck, lid van het lees- en discussiegenootschap "Tot leerzaam vermaak". De teksten van verhandelingen die hij daar hield, zijn bewaard gebleven. In 1788 las hij voor: "Proeve om te bewijzen dat de opvoeding de voornaamste vormster is van onze inwendige smaak". Met de andere leden van dit genootschap, waar onder Pieter de Clercq Pietersz (zie cat.nr. 179 hoorde hij in 1788 tot de oprichters van het Genootschap "Doctrina et Amicitia", een ontmoetingsplaats van patriottische activisten (een en ander naar: Van Eeghen). Het schilderij is wat weker en losser geschilderd dan Bescheys meeste andere werk. ( Albert Blankert)